ARC-Rapporten 2007-62

3.1.1 Bureau-onderzoek In de ondergrond bevindt zich een stroomrug en in de nabijheid liggen diverse archeologische monumenten uit de periode Midden IJzertijd–Romeinse Tijd. De archeologische verwachting van het onderzoeksterrein is volgens de Indicatieve Kaart van ArcheologischeWaarden (IKAW2e generatie) laag. De gegevens uit het bureau-onderzoek wijzen eerder op een middelhoge verwachtingswaarde. 3.1.2 Booronderzoek Uit het booronderzoek volgt dat er geen archeologische indicatoren zijn gevonden. Er is ook geen zogenaamde ‘laklaag’ aangetroffen die zou kunnen wijzen op een archeologisch bewoningsniveau. Van een deel van het terrein is de bodem vergraven. De vragen uit de inleiding kunnen dan ook als volgt beantwoord worden: 1 Is de bodemopbouw intact en hoe ziet ze eruit? De bodemopbouw is (deels) intact en bestaat uit zwak zandige klei die naar onder toe geleidelijk overgaat in matig siltige klei welke in het zuidelijke deel van het onderzoeksterrein abrupt overgaat in grof zand. In het noordelijke deel loopt deze grijze klei door tot ca. 3,80 onder het maaiveld om daar scherp over te gaan in veen. Hier is sprake van een restgeul. 2 Zijn er archeologische resten aanwezig? Er zijn geen archeologische resten aangetroffen. 3 Wat is de aard, omvang, kwaliteit en locatie (horizontaal en verticaal) van de archeologische resten indien aanwezig? Vanwege het ontbreken van archeologische resten is deze vraag niet te beantwoorden. 4 In welke mate stemmen de resultaten overeen met het verwachtingsmodel uit het bureau-onderzoek? De grondslag wijkt af van het bureau-onderzoek doordat er sprake is van kalkloze poldervaaggronden en niet van kalkhoudende ooivaaggronden. De oude stroomrug is in de zuidelijke helft van het onderzoeksterrein in de ondergrond aanwezig. In de noordelijke helft bevindt zich een oude restgeul. Er zijn geen archeologische resten of een archeologisch bewoningsniveau gevonden waardoor een lage verwachtingswaarde voor het terrein juist is