rapport 2360

In opdracht van Bouwbedrijf Van den Broek B.V. heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Rijnstraat 28a in Driel (gemeente Overbetuwe). In het plangebied zal woningbouw plaatsvinden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een aanvraag van een bouwvergunning en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Op basis van het bureauonderzoek is geconstateerd dat in het hele plangebied archeologische resten kunnen worden verwacht uit de IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen in de oeverafzettingen van de Nederrijn tussen 45 en 265 cm beneden de dijkophoging. De resten manifesteren zich naar verwachting als een archeologische laag. Aan en direct onder het maaiveld worden archeologische resten verwacht uit de Nieuwe tijd. Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een booronderzoek (specificatie VS03) uitgevoerd. Hierbij zijn drie boringen tot een gemiddelde diepte van 250 cm en een maximale diepte van 340 cm onder het maaiveld gezet. De ondergrond van het plangebied bestaat uit oever- op beddingafzettingen van de Nederrijn. De oeverafzettingen zijn vanaf het oorspronkelijke maaiveld onder de dijkophoging tot een diepte van 100 of 240 cm omgewerkt. Daarna is in een groot deel van het plangebied grond opgebracht ten behoeve van de Drielse Rijndijk. De voorgenomen ontwikkeling zal zich beperken tot in de dijkophoging. ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet