BAAC rapport V-07.0156

In opdracht van de Gemeente Tilburg heeft het onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuurhistorie en Cultuurhistorie (BAAC bv) een bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van boringen (karterende fase) uitgevoerd ten behoeve van het plangebied Tradepark 58 te Tilburg, Provincie Noord-Brabant. Aanleiding voor dit onderzoek is dat een bedrijventerrein is voorzien binnen het plangebied. Er zal sprake zijn van een bodemverstoring van minimaal 1,0 m beneden maaiveld, waardoor eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen worden verstoord. Het onderzoek is gesplitst in twee delen, te weten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Het doel van het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een specifiek verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied op te stellen. Bij het inventariserend veldonderzoek, karterende en waarderende fase door middel van boringen, is dit model getoetst en zo nodig bijgesteld. In dit rapport zijn de resultaten van het onderzoek beschreven. Op basis van deze resultaten worden aanbevelingen gedaan voor de eventueel noodzakelijke bescherming van het gebied of voor mogelijk vervolgonderzoek. Het veldwerk van dit onderzoek heeft plaatsgevonden in juli 2007. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het Plan van Aanpak (Van Putten 2007), de minimumeisen van de Provinciaal Archeoloog van de Provincie Noord-Brabant en conform het handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (CvAK 2006). Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is voor de onderzoeksterreinen een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Indien in de deelgebieden met een middelhoge verwachting (aangegeven met een oranje kleur, oppervlak: 9,2 ha) bodemverstorende activiteiten zullen plaatsvinden dient naar onze inschattingen eerst een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd. Het begraven bodemprofiel is gedeeltelijk intact en er is een esdek met lokaal een mogelijk oude akkerlaag aanwezig. Ondanks dat er geen vondsten aangetroffen zijn in de bodem is de ligging op de dekzandrug en de flank van de dekzandrug wel uitermate gunstig geweest voor bewoning en/of begraving. Een dergelijk archeologisch vervolgonderzoek zal bestaan uit het graven van een proefsleuf. Het doel van dit onderzoek zal zijn het vaststellen van de gaafheid, conserveringsgraad en op basis daarvan de behoudenswaardigheid van een eventuele vindplaats te beoordelen. Bovendien wordt met een proefsleuf informatie verkregen over het voorkomen van eventuele grondsporen die met een booronderzoek zelden zullen worden gevonden. Indien de geplande bodemverstorende activiteiten beperkt blijven tot het gebied met een lage archeologische verwachting (in geel weergegeven) is een vervolg onderzoek ons inziens niet noodzakelijk