Basisrapportage bureauonderzoek, Tekst bestemmingsplan

In Almere Stad moet een aansluiting van de busbaan Noorderplassen en Kruidenwijk worden gerealiseerd. Hiervoor is een artikel 19 WRO lid 2 procedure opgestart. Het plangebied loopt van de Hogering tot aan de hiervan oostelijk gelegen busbaan en ligt parallel aan de Muziekdreef. Het oppervlak van het tracé is circa 17.500 m2 groot. Ten behoeve van de busbaan zal de bestaande inrichting worden aangepast en zal het maaiveld worden verhard. In het kader hiervan zal grondverzet plaatsvinden dat tot in de voor de archeologie relevante bodemlagen kan reiken. De bodemingrepen zouden eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen verstoren. Bovendien worden eventueel aanwezige archeologische waarden, als gevolg van verharding van het maaiveld, onbereikbaar voor onderzoek en cultuurbeleving. Het doel van het bureauonderzoek is een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied op te stellen door bekende en te verwachten archeologische waarden en andere voor het onderzoek relevante gegevens te inventariseren. Aan de hand hiervan wordt bepaald of, en wat voor soort, archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. In het kader van het bureauonderzoek is de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) geraadpleegd via ARCHIS. Volgens deze kaart zijn binnen het onderzoeksgebied geen archeologische monumenten of andersoortige terreinen aanwezig. Ook zijn er geen archeologische waarnemingen in het onderzoeksgebied bekend. Op de IKAW, derde generatie, heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Deze hangt samen met een noordelijke uitloper van een oost west georiënteerde dekzandrug. Op basis van het bureauonderzoek kan worden gesteld dat in het hele plangebied prehistorische nederzettingsresten aanwezig kunnen zijn op plaatsen waar de top van het dekzand intact is. Gezien de hoogteligging van het dekzand van 12 tot 8 meter min NAP en de relatieve zeespiegelstijging zullen eventueel aanwezige archeologische resten ouder zijn dan circa 6.000 BP (circa 4.900 voor Chr.). Dit betekent dat zij zullen dateren uit de Midden-Steentijd (Mesolithicum / circa 8.800 ? 5.300 voor Chr.) en vroege fase van de Nieuwe-Steentijd (Vroeg-Neolithicum A / circa 5.300-4.900 voor Chr.). Bewoningsresten kunnen ook verwacht worden in Holocene afzettingen, zoals op en in oeverwalafzettingen en zelfs in en op veen. Deze hoeven zich niet alleen te beperken tot oeverwalnederzettingen. Zo kunnen in geul en komafzettingen ook visweersystemen voorkomen. Uit onderzoek blijkt dat in landschappelijk natte contexten ook constructies en deposities van rituele aard zijn te verwachten, hoewel deze archeologische moeilijk traceerbaar zijn. De verwachting is echter dat ter plaatse van het plangebied geen oeverwallen voorkomen. Op basis van het bureauonderzoek en het gemeentelijk archeologiebeleid wordt geadviseerd archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Dit kan uit meerdere fasen bestaan. De eerste fase bestaat uit een verkennend booronderzoek. Ten behoeve van het verkennend booronderzoek is een programma van eisen opgenomen