Rapport 0618

In verband met de voorgenomen aanleg van natuurvriendelijke oevers is de groenzone langs de Erasmusweg tussen Loevesteinlaan en Troelstrakade onderwerp geweest van een Inventariserend Veldonderzoek-boringen. Dit onderzoek is uitgevoerd omdat het gebied vanwege zijn geologische ondergrond een archeologische verwachting heeft. De aangetoonde geologie vertoont duidelijke verschillen met het beeld zoals dat door de Archeologische-geologische kaart wordt getoond. De belangrijkste daarvan zijn ongetwijfeld het volledig ontbreken van het zandkopje ter hoogte van de Aagje Dekenlaan en de aanwezigheid van twee geulen. De meest westelijke daarvan staat overigens naar alle waarschijnlijkheid wel afgebeeld, maar op een iets andere plaats dan deze zich nu blijkt te bevinden. De afwezigheid van het zandkopje maakt de kans op archeologische waarden duidelijk kleiner. In geen enkele van de in totaal 46 uitgevoerde boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Nergens is sprake geweest van een bewaard gebleven (antropogene) bodem. Het westelijk deel van het plangebied is overal tot vrij grote diepte verstoord. In elk geval zijn er geen bodems bewaard gebleven; de kans dat in dit deel eventuele grondsporen wel bewaard zijn gebleven moet heel klein worden geacht. Het oostelijk deel is duidelijk minder door verstoringen aangetast. Daar is de ongestoorde grond al 50 cm onder huidig maaiveld aanwezig. Ondanks het feit dat hier geen bodems meer bewaard zijn gebleven zouden in principe eventuele grondsporen nog aanwezig kunnen zijn. Gezien echter de afwezigheid van substantiële drogere gebieden in het plangebied (zandkop of brede kreekrug), is de kans dat zich hier ooit mensen hebben gevestigd erg klein. Nergens in het plangebied is sprake van een compleet ongestoorde bodemopbouw. De geplande werkzaamheden zullen de huidige bodem slechts beperkt en tot geringe diepte omzetten. De kans dat daarbij archeologische waarden worden bedreigd is nagenoeg nihil. Bovenstaande maakt duidelijk dat de kans op aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied zeer klein is. Gegeven verder het feit dat de geplande werkzaamheden maar kleine en ondiepe verstoringen met zich mee zullen brengen, moet de conclusie luiden dat verder onderzoek in het plangebied voorafgaand aan de aanleg van de natuurvriendelijke oevers niet noodzakelijk is