ARC-Rapporten 2011-37

De onderzoekslocatie ligt in het oostelijke zandgebied in het buitengebied van Beltrum. Op de onderzoekslocatie worden beekeerdgronden en veldpodzolgronden verwacht. In het noordwesten van de onderzoekslocatie wordt een dekzandrug verwacht. Op de rest van de onderzoekslocatie worden dekzandwelvingen en een dekzandlaagte verwacht. Hierdoor heeft de onderzoekslocatie een lage tot hoge trefkans op archeologische resten vanaf het Laat-Paleolithicum. Daarnaast is er in het zuidoosten van de onderzoekslocatie een specifieke hoge verwachting op archeologische resten en/of sporen behorende bij de Hollandsche Schans uit 1627. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn zowel resten uit de periode Late Bronstijd – Vroege IJzertijd als restanten van de Circumvallatielinie van Groenlo bekend. In 1832 was in het zuiden van de onderzoekslocatie een huis met een schuur en erf aanwezig. In de loop van de tijd zijn steeds meer gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd. Tijdens het booronderzoek zijn voornamelijk beekeerdgronden aangetroffen, die grotendeels tot in de C-horizont vergraven zijn. In het westen van de onderzoekslocatie zijn in een aantal boringen hoge enkeerdgronden aangetroffen. Onder een deel van de boringen met een eerddek zijn beekafzettigen aangetroffen. De basis van het eerddek en de bovenkant van de onderliggende horizont zijn bemonsterd. Er is alleen houtskool en baksteen aangetroffen. Voor het grootste gedeelte van de onderzoekslocatie kan door vergraving, de aanwezigheid van beekeerdgronden en de afwezigheid van betekenisvolle vondsten aan de basis van het eerddek, worden geconcludeerd dat het niet waarschijnlijk is dat archeologische resten aanwezig zijn. De verstoringen die ter plaatse van boringen 2 en 6 zijn aangetroffen, kunnen zowel worden verklaard door de aanwezigheid van voormalige voerkuilen als door de aanwezigheid van de Hollandsche Schans. Het is op basis van het huidige onderzoek niet uit te sluiten dat resten van de Hollandsche Schans in de ondergrond aanwezig zijn