Archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek

Uit het bureauonderzoek bleek dat het plangebied vanwege de landschappelijke ligging op de IKAW deels een middelhoge en deels een hoge archeologische verwachting heeft. In het plangebied komen naar verwachting beekeerdgronden en (langs oude bebouwingslinten langs de noordoost- en zuidoostgrens) hoge bruine enkeerdgronden voor. In de omgeving van het plangebied zijn in vergelijkbare geomorfologische en bodemkundige context archeologische waarnemingen bekend uit de steentijd tot Nieuwe tijd. Bekend is dat het gebied in ieder geval van het begin van negentiende eeuw in gebruik is geweest als akker begrensd door twee (kleine) beekdalen. Op basis van het bureauonderzoek wordt aan het grootste deel van het plangebied een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de steentijd tot late Middeleeuwen-A toegekend en aan het oostelijke deel bovendien een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de late Middeleeuwen-B tot Nieuwe tijd. Aan de lagere (beekdal)zones langs het noordwestelijke en door het zuidoostelijke deel van het plangebied wordt een middelhoge verwachting toegekend voor aan beekdalen gerelateerde archeologische waarden vanaf de steentijd. Uit het veldonderzoek bleek dat de bodem in het plangebied grotendeels intact was. Verspreid over het plangebied werd een groot aantal aardewerkfragmenten uit met name de vroege Middeleeuwen-C tot late Middeleeuwen-B aangetroffen die wijzen op een vindplaats uit deze periode. Daarnaast werden ook diverse vuursteenafslagen (laatpaleolithicum-B tot Neolithicum) aangetroffen, die gezien de geringe vondstdichtheid en het afgetopte natuurlijke bodemprofiel niet wijzen op (onverstoorde) vuursteenvindplaatsen. Grondsporen uit het Neolithicum zijn niet uit te sluiten. De vondst van een scherf uit de late bronstijd tot ijzertijd zou kunnen duiden op een vindplaats uit die periode. Hiervoor is echter niet voldoende bewijs. Op basis van deze gegevens wordt aan het grootste deel van het plangebied een hoge verwachting toegekend voor archeologische waarden uit de vroege Middeleeuwen-C tot late Middeleeuwen-D (5,55 ha). Aan de iets lager gelegen delen wordt een middelhoge verwachting voor deze periode gegeven (1,7 ha). Het dal van de Rijdtbeek krijgt vanwege de lage ligging en het geringe aantal vondsten een lage archeologische verwachting. Tot slot wordt aan de zone langs de wegen ook een hoge verwachting toegekend voor archeologische waarden uit de late Middeleeuwen-B tot Nieuwe tijd (nederzetting) (0,67 ha). Op basis van deze resultaten wordt voor de gebieden met een (middel)hoge verwachting (7,25 ha) geadviseerd een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek uit te voeren