BAAC rapport V-12.0342

Het onderzoeks- enadviesbureau BAAC bv heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor hetplangebied Driehoek 1 te Oostelbeers. Uit het bureauonderzoek blijkt dat hetplangebied deel uitmaakt van de rand van een oud akkercomplex op eendekzandrug. In de dertiende eeuw zijn de nederzettingen van de akkers naardeze rand verplaatst, waardoor hier het gehucht Oostelbeers is ontstaan.In het zuidwestelijke deel van het plangebied bevinden zich de fundamenten vaneen schuurkerk uit de zeventiende eeuw. De huidige bebouwing dateert uit denegentiende eeuw. Op de hogere delen van de dekzandrug, waarop hetplangebied ligt, zijn archeologische waarden uit de ijzertijd tot en met de latemiddeleeuwen bekend. Naar verwachting bevindt zich in het plangebied eenhoge zwarte enkeerdgrond. Als gevolg van het (vermoedelijk) eeuwenlangegebruik als erf, zal de natuurlijke bodem verstoord zijn en zullen eventuelevuursteenvindplaatsen zich niet meer in situ bevinden. Er zijn echter geenaanwijzingen voor grootschalige bodemverstoringen, waardoor het archeologischsporenniveau naar verwachting nog (grotendeels) intact zal zijn. Op basis van het bureauonderzoek is aan het plangebied een lage verwachtingvoor vuursteenvindplaatsen uit het laatpaleolithicum tot het neolithicum en eenhoge verwachting voor nederzettingen en grafvelden vanaf het neolithicum toten met de nieuwe tijd toegekend. Bekend is dat zich in het zuidwestelijke deelvan het plangebied de fundamenten van een schuurkerk uit de zeventiende eeuwbevinden. Door de geplande ingrepen (nieuwbouw) zal de bodem en hetarcheologisch sporenniveau sterk worden verstoord. Geadviseerd wordt derhalveom de archeologische verwachting te toetsen en nader te specificeren doormiddel van een vervolgonderzoek. De aangewezen methode hiervoor in eengebied met esdekken is een proefsleuvenonderzoek. Een groot deel van hetplangebied is echter bebouwd. Derhalve wordt geadviseerd om het bouwvlak vande geplande nieuwbouw te onderzoeken conform het protocol proefsleuven metde mogelijkheid om bij het aantreffen van een behoudenswaardige vindplaatseen doorstart naar een opgraving te maken. Voorafgaand aan dit onderzoek magde bestaande schuur uitsluitend bovengronds worden gesloopt. Het omringende deel van het plangebied kan niet worden onderzocht, waardoorhier, ongeacht de resultaten van het vervolgonderzoek ter hoogte van de schuur,een hoge verwachting blijft bestaan. Indien hier in de toekomstbodemverstorende activiteiten zullen plaatsvinden, dient hier alsnog eenvervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven plaats te vinden