Archeologisch booronderzoek Achterland 6-7 te Groot-Ammers, gemeente Liesveld (ZH)

Aanleiding tot het archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) zijn de plannen voor de bouw van woningen op de onderzochte locatie aan Achterland 6-7 te Groot-Ammers. Het onderzoek betreft een aanvullend booronderzoek, waarbij de bij voorgaand onderzoek aangetroffen terp verder wordt uitgekarteerd en twee controleboringen worden gezet op de oostelijke locatie. Uit het eerder uitgevoerde bureau- en verkennend inventariserend booronderzoek komt naar voren dat het onderzoeksgebied op de beleidskaart van de Gemeente Liesveld deels een middelmatige en deels een zeer hoge verwachting heeft voor het aantreffen van archeologische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Voor de periode prehistorie tot middeleeuwen geldt voor het oostelijke deel een hoge verwachting tussen 1,5 en 5 m-mv en een lage verwachting dieper dan 5 m-mv voor het westelijke deel. Het onderzoeksgebied ligt binnen een lint met laatmiddeleeuwse verhoogde huisplaatsen (huisterpen). Bij het booronderzoek is op de westelijke locatie een dergelijke huisterp aangetroffen. Hierbij zijn archeologisch indicatoren aangetroffen die het aannemelijk maken dat de terp in ieder geval al in de 14e eeuw is aangelegd. Op minuutkaart van 1811-1832 wordt op deze locatie ook de bebouwing aangeduid. De huisterp werd aangetroffen op een diepte van 0,30 tot 0,35 m-mv en het bijbehorende pakket had een dikte van 1,55 tot 2,25 m. Waar geen terp is aangetroffen is sprake van een subrecent opgebracht pakket zand, op klei (Afzettingen van Tiel), op een afwisseling van klei en veen (Afzettingen van Gorkum en Hollandveen). In het onderzoeksgebied zijn tijdens het aanvullende booronderzoek in totaal acht boringen gezet. Om de oostelijke grens van de terp uit te karteren zijn op de westelijke locatie zes boringen gezet. Op de oostelijke locatie zijn twee controleboringen gezet om de bodemopbouw te bekijken. Op de westelijke locatie zijn in boring 1, 3, 4 en 5 terplagen aangetroffen. In boring 2 en 6, de meest oostelijke boringen, ontbreken deze. De toplaag het onderzoeksgebied bestaat uit een pakket opgebracht zand en/of opgebracht zandige klei en in een deel van de boringen een omgewerkte kleilaag, tot maximaal 0,65 m-mv. De terplagen boring 1, 3, 4 en 5 lopen van minimaal 0,30 tot maximaal 1,00 m-mv en bestaan uit zandige, humeuze of venige klei, met onderin in boring 3 een terplaag van zandig veen. Onder de verstoorde toplaag of onder de terplagen volgt de natuurlijke laagopbouw. In boring 1, 7 en 8 bestaat deze bovenin uit matig siltige klei, op 0,90 tot 1,20 m-mv gevolgd door veen. In de overige boringen is alleen het veen aangeboord