Inventariserend Veldonderzoek, verkennende en karterende fase

Op basis van de resultaten van het verkennend, karterend en waarderend booronderzoek is gebleken dat het plangebied geomorfologisch gezien zich bevindt in de overgangszone van een dekzandrug naar een dekzandlaagte, die gedurende het Vroeg-Holoceen vermoedelijk relatief nat is geweest. Zanddieptes binnen het plangebied variëren tussen -6,5 m en -9,1 m NAP. De podzolbodem in de top van het pakket dekzand is nog intact. Dat wil zeggen dat er geen aanwijzingen voor verspoeling of erosie in de top van het dekzand zijn aangetroffen. De verwachting was dan ook dat eventueel aanwezige archeologische waarden uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum zich nog intact in de ondergrond van het plangebied konden bevinden. Tijdens het karterend en waarderend booronderzoek zijn echter geen “harde” archeologische indicatoren aangetroffen die op de aanwezigheid van dergelijke resten duiden. In de karterende fase zijn wel op twee boorlocaties (226 en 228) opvallend hoge concentraties houtskool aangetroffen. De hypothese dat het hier prehistorische haarden, stoofkuilen of graven zou kunnen betreffen kon aan de hand van het waarderende onderzoek echter niet bevestigd worden