Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in juli 2014 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Katwijkerlaan naast 58a in Pijnacker (gemeente Pijnacker-Nootdorp). Aanleiding is de voorgenomen bouw van een woning. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.3. Uit het bureauonderzoek volgt dat het plangebied langs een veenrestkade ligt, een ontginningsas die stamt uit de Late Middeleeuwen. Indien het veen niet is vergraven en een goed zichtbaar bodemniveau heeft, kunnen in de top van het veen archeologische resten voorkomen uit de periode IJzertijd-Vroege Middeleeuwen. Hiervoor geldt een middelhoge verwachting. Gerelateerd aan een historisch bewoningslint kunnen in de bovenste lagen archeologische resten voorkomen uit de periode Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd. Hiervoor geldt een hoge verwachting. Op historische kaarten is in het plangebied geen bebouwing aanwezig. Als gevolg van bodemverstoring door de bouw van kassen aan het einde van de 20e eeuw kunnen archeologische lagen en resten zijn verstoord. Er kan ook sprake zijn van een ophogingslaag van de dijk of een toemaakdek dat is ontstaan door bemesting. Gelet op de ligging aan de zuidkant van de veenkade kan er ook sprake zijn van (gedeeltelijke) afgraving van het veenpakket en hiermee van eventueel aanwezige archeologische waarden. In het plangebied zijn in totaal drie boringen uitgevoerd. De bovenste circa 50 cm bestaat uit donkerbruine, sterk venige en zwak zandige klei. De laag heeft een losse structuur. De moerige bovengrond (A-horizont) gaat naar onderen scherp over in de C-horizont. Tussen 50 cm –mv tot circa 120 cm –mv komt zeer slappe ongerijpte, sterk siltige klei voor. Het bevat een spoor rietresten en schelpgruis en is kalkarm tot kalkrijk. De klei heeft een grijze kleur. Op een diepte van circa 120 tot 130 cm –mv komt een amorfe laag kleiig veen voor met veel schelpgruis. Hieronder komt tot een diepte van 200 cm –mv kalkrijke, matig tot sterk zandige klei voor. Dit bevat tevens een spoor rietresten en schelpgruis. In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De aangetroffen moerige bovengrond is ontstaan door bemesting en gebruik als tuinbouwgrond. Het oorspronkelijk aanwezige restveen, waarop bewoning kan hebben plaatsgevonden, is niet meer aanwezig. Het veen is hier afgegraven en in de bouwvoor komen resten van het veen voor. De onderliggende kleilagen worden geïnterpreteerd als getijafzettingen van het Laagpakket van Wormer, Formatie van Naaldwijk. Tussen de kleilagen ligt een dunne laag verspoeld veen. In de getijafzettingen zijn geen oude bodemniveaus aanwezig waarop sporen van bewoning zouden kunnen worden aangetroffen. De afzettingen zijn gevormd in een dynamisch en nat milieu (wad- en kwelderlandschap). In geen van de aangetroffen lagen worden intacte archeologische waarden verwacht. Op basis van de aangetroffen bodem- en sedimentopbouw en de afwezigheid van archeologische indicatoren is de kans klein dat archeologische waarden worden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden. ADC ArcheoProjecten adviseert daarom om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerden van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet