12096065 BRK.HAM.ARC Eindrapportage archeologisch karterend booronderzoek Heure 9 te Borculo

Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, karterende fase) blijkt dat de bodemopbouw bestaat uit dekzandafzettingen, waarop in eerste instantie een dunne laag beekklei is afgezet tijdens overstromingen van de Slingebeek c.q. de Berkel, en vervolgens nog een plaggendek is opgebracht. Er is echter sprake van een sterk verstoord bodemprofiel tot minimaal 70 en maximaal 130 cm -mv en wordt vooral gekenmerkt doordat de kleiafzettingen met de dekzandafzettingen vermengd zijn, waarschijnlijk ter verbetering van de waterhuishouding in de tijd van agrarisch gebruik. Eén boring is gezet daar waar oorspronkelijk een sloot/watergang heeft gelopen. In de slootvulling/het dempingsmateriaal is een fragment roodbakkend aardewerk met loodglazuur uit de late 18e of begin van de 19e eeuw aangetroffen, en lijkt daarmee goed te dateren wanneer de sloot aanwezig/in gebruik was. Het plangebied behoort tot een terrein dat vermoedelijk vanaf de late 18e eeuw of het begin van de 19e eeuw in gebruik is genomen voor landbouwdoeleinden. Daarvoor moet het terrein binnen de invloedssfeer van de Slingebeek c.q. de Berkel gelegen hebben, waardoor er periodiek sprake is geweest van overstromingen. Hierdoor was het waarschijnlijk alleen geschikt als hooiland. Daarna is binnen het terrein uiteindelijk een circa 70 tot 90 cm dik plaggendek opgebracht. Hoewel sprake is van de aanwezigheid van een sloot uit de late 18e of het begin van de 19e eeuw, zijn er verder geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Conclusie Op basis van de waargenomen bodemverstoringen en het feit dat archeologisch relevante indicatoren niet zijn aangetroffen, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer aanwezig zullen zijn of alleen nog maar in een verstoorde context zullen voorkomen. Er zijn dus geen gevolgen voor de voorgenomen bodemingrepen. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt door het booronderzoek wel enigszins bevestigd voor wat betreft landschappelijke ligging en verwacht bodemtype, echter niet voor wat betreft archeologie. Selectieadvies Op grond van het vrijwel ontbreken van een intact bodemprofiel, de diepe bodemverstoringen en het ontbreken van archeologisch relevante indicatoren, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Berkelland (mevrouw A.M. Lugtigheid-Hendriks) en diens adviseur (de heer drs. M. Kocken, Regionaal Archeoloog regio Achterhoek) hiervan per direct in kennis te stellen