12106208 OUD.KAA.ARC Eindrapportage archeologisch onderzoek Ingenieur Sassenstraat 12 te Ulft

Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de bodemopbouw bestaat uit een gemiddeld 35 cm dikke humeuze bouwvoor, gevolgd door een geroerde/verstoorde laag tot minimaal 70 en maximaal 120 cm -mv. Direct hieronder komt de C-horizont voor. Deze bestaat eerst nog uit een laag rivierduinzand tot circa 140 cm -mv, gevolgd door een dunne laag zandige klei (Laag van Wijchen I) en vervolgens vlechtende rivierafzettingen van de Rijn (Formatie van Kreftenheye). De bodem wordt verder gekenmerkt door roestvlekken en duidt op periodiek ondiepe en sterk fluctuerende grondwaterstanden. Kenmerken van het oorspronkelijke bodemprofiel zijn niet waargenomen. Het zeven van het opgeboorde materiaal leverde alleen antropogeen (“bodemvreemd”) materiaal op uit het verstoorde/geroerde deel van de aangetroffen bodemopbouw. Deze resten zijn van (sub)recente ouderdom (19e/20e eeuw, NTC). Archeologisch relevante indicatoren zijn in het onverstoorde deel van de bodemopbouw niet aangetroffen. Conclusie Op basis van de waargenomen bodemverstoringen en dat archeologische indicatoren niet zijn aangetroffen, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer aanwezig zullen zijn of alleen nog maar in een verstoorde context zullen voorkomen. Er zijn dus geen gevolgen voor de voorgenomen bodemingrepen. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt door het booronderzoek niet bevestigd zowel wat betreft de landschappelijke ligging, de daarmee gekoppelde bodemopbouw en voor de verwachte archeologie. Selectieadvies Op grond van het ontbreken van een intact bodemprofiel en het ontbreken van archeologisch relevante indicatoren, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevals-vondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oude IJsselstreek (de heer F. Kroesen) en diens adviseur (de heer drs. M. Kocken, Regionaal Archeoloog regio Achterhoek) hiervan per direct in kennis te stellen