Een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in juli 2014 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de Puttenweg 43-45 te Ysselsteyn, gemeente Venray. Aanleiding is de voorgenomen bouw van een veestal. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.3. Het plangebied ligt op een dekzandrug waar veldpodzolgronden voorkomen. Dit is een bodem van jonge heideontginningen. Op basis van de landschappelijke en bodemkundige kenmerken, in combinatie met informatie over archeologische vondsten in de omgeving, wordt aan het plangebied een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum – Mesolithicum toegekend. De ligging op een dekzandrug, de relatief lage grondwaterstand evenals de ligging nabij een (waarschijnlijk) voormalig ven maakten dit gebied aantrekkelijk voor jagers-verzamelaars. De ligging op een dekzandrug, relatief hooggelegen met daaromheen een dekzandvlakte, maakten het gebied ook aantrekkelijk voor vroege landbouwers in het Neolithicum. Uit deze periode zijn in de omgeving van het plangebied minder archeologische vondsten bekend dan uit het Mesolithicum, wat vermoedelijk te maken heeft met geleidelijke vernatting van het milieu in deze periode. Daarom geldt voor het Neolithicum een middelhoge verwachting. In latere perioden was het landschap te nat voor bewoning, tot het moment van ontginning aan het begin van de 20e eeuw. Daarom geldt voor de periode Bronstijd – Nieuwe tijd een lage archeologische verwachting. Om deze verwachting te toetsen en aan te vullen is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Er blijkt sprake te zijn van een 40 tot 90 cm dikke humeuze bovengrond, bestaande uit zwak tot matig humeus, matig fijn zand. Onder de A-horizont komt in het oostelijk deel (boring 2, 3 en 5) een redelijk intact podzolprofiel voor. Deze bestaat uit een (EB-), B- en BC-horizont. De B-horizont is 40 à 50 cm dik en de BC-horizont is circa 20 cm dik. De top van de podzol-B-horizont ligt op 60 cm – mv nabij de bestaande veestal en op 40 à 50 cm –mv in het lagere meer noordelijke deel. In het westelijke deel is de bodem minder intact. In boring 1 komt onder de relatief dikke geroerde bovengrond alleen een BC-horizont voor en in boring 4 een relatief dunne B/BC-horizont (50 cm dik). In boring 6 is puin aangetroffen tot 60 cm –mv en hier kon niet dieper worden geboord. Het onverstoorde dekzand (C-horizont) komt voor vanaf een diepte van gemiddeld 110 cm –mv. In het dieper gelegen dekzand is geen begraven bodem aangetroffen. Door verploeging en/of vergraving is in een deel van het plangebied het oorspronkelijke podzolprofiel en hiermee het archeologische niveau te sterk aangetast om nog intacte archeologische resten of sporen te kunnen verwachten. Dit betreft de zone rond boring 1, 4 en 6. In het oostelijke deel rond boring 2, 3 en 5 is het podzolprofiel echter nog redelijk bewaard gebleven. In de podzol-B-horizont kunnen intacte archeologische resten of grondsporen uit de steentijd (Laat- Paleolithicum – Neolithicum) voorkomen. ADC ArcheoProjecten adviseert om een vervolgonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek uit te laten voeren in het genoemde oostelijke deel van het plangebied, indien de voorgenomen bodemingrepen dieper reiken dan het archeologisch relevante niveau op 40 cm -mv. Een karterend booronderzoek is een geschikte methode om eventueel aanwezige vuursteensites op te sporen. In het geval dat de bodemingrepen minder diep reiken dan 40 cm -mv, wordt geadviseerd om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies