2013-03/04Z

In verband met de geplande aanleg van een ecologische verbinding is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd bij de Meerweg te Haren, gemeente Haren, provincie Groningen. De ingrepen zullen bestaan uit het verbreden van bestaande sloten en het graven van nieuwe sloten en poelen. Dit graafwerk kan eventueel aanwezige archeologische resten aantasten. Het doel van het onderzoek is om vast te stellen wat de kans is op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek bestaat uit een bureau- en een veldonderzoek. Bij het bureauonderzoek zijn bronnen geraadpleegd op het gebied van fysische geografie, archeologie en historische geografie. Bij het veldonderzoek is een veldkartering gedaan en zijn 31 boringen verricht om archeologische indicatoren op te sporen en om de opbouw en gaafheid van de bodem te bepalen. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied in het dal van de Drentsche Aa ligt. Hier lag al tijdens de steentijd een veenmoeras en vanaf ongeveer de bronstijd reikte de zee tot in het gebied. In de omgeving zijn in het verleden vondsten gedaan van scherven kogelpotaardewerk die wijzen op bewoning op het veen tijdens de late middeleeuwen. Uit het veldonderzoek blijkt dat in het zuidoosten van de noordelijke lokatie onder het veen een dekzandrug ligt waarvan zand is aangeboord op 0,6 meter beneden maaiveld. De rug heeft langdurig droge condities gehad in het verleden. In de top van het zand zijn spikkels houtskool gevonden. Echter er is geen bewerkt vuursteen opgeboord. In het midden van de noordelijke lokatie is een concentratie van scherven kogelpotaardewerk gevonden. De randscherven dateren uit de 13e of 14e eeuw. Echter aanwijzingen voor een veenterp zijn er niet aangezien geen verhoging of terplaag zijn aangetroffen. De scherven zijn mogelijk aangevoerd tijdens de vervening omstreeks de tweede helft van de 18e eeuw. Het advies luidt om geen nader archeologisch onderzoek te ondernemen in het gebied