Archeologische Begeleiding

De aanleiding voor het hier gerapporteerde onderzoek is de vervanging van het riool in een deel van de Kerkstraat in Voor-Drempt. Het betreft het deel tussen de Gildeweg en de Laakweg. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Bronckhorst. Bij het vooronderzoek is vastgesteld dat voor het plangebied nederzettingsresten resten uit het laat- neolithicum – tot en met de nieuwe tijd kunnen worden verwacht. Ook kunnen oude wegtracés in het plangebied voorkomen. Doelstelling Het doel van opgraven is het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden. Het doel van het onderzoek zoals geformuleerd in het PvE is het vast stellen of er nog intacte archeologische resten in de bodem bevinden en wat de inhoudelijke en fysieke kwaliteit (aard, ouderdom, omvang, gaafheid en conservering) ervan is. Gevolgde onderzoeksmethode De archeologische begeleiding aan de Kerkstraat te Voor-Drempt is in de periode 22-04 tot en met 29-04 2014 uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de uitgangspunten en randvoorwaarden zoals vastgelegd in het Programma van Eisen (PvE) dat is opgesteld door H. Kremer. Tijdens het veldonderzoek is geen reden geweest om van de hierin beschreven onderzoeksmethodiek af te wijken. In totaal is één werkput gegraven met een lengte van 81 meter waarin één vlak is aangelegd. Vanwege de uniformiteit van de profielen is ervoor gekozen 8 profielkolommen van circa 1 meter aan te leggen. Alle 8 profielkolommen zijn gefotografeerd. Zes profielkolommen zijn ook getekend op schaal 1:20. Resultaten Tijdens de archeologische begeleiding is gebleken dat de ontgraving zich deels voltrok in verstoorde grond; in de zuidelijke helft van het plangebied was een riool aanwezig. Dit neemt niet weg dat in de noordelijke helft van het plangebied een deels intacte bodem is aangetroffen. Deze deels intacte bodem bestaat uit een plaggendek met een onderliggende akkerlaag. Maar in het plangebied is op geen enkel niveau een archeologisch spoor aangetroffen. Deze afwezigheid van sporen kan voor wat betreft de zuidelijke helft van de werkput verklaard worden door de vastgestelde verstoring. Voor de noordelijke helft van het plangebied waar een deels intacte bodem is aangetroffen geldt dat hier geen nederzetting, oude wegniveaus of andere archeologische fenomenen aanwezig zijn geweest. De vondsten, 12 in getal, zijn aangetroffen in het plaggendek. Deze vondsten hebben een datering die in de nieuwe tijd ligt en kunnen worden beschouwd als mestafval. Daarnaast is één vondst gedaan in de akkerlaag die zich onder het plaggendek bevindt. Het betreft een minuscuul fragment handgevormd aardewerk. Gezien de geringe grootte van het aardewerkfragmentje is een nadere datering dan uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd niet te geven. De oude akkerlaag geeft aan dat in de periode van voor de aanleg van het plaggendek de grond werd bewerkt. De mensen die de grond bewerkten zullen in de omgeving van het plangebied hebben gewoond