Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in januari 2015 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Mandenmakersstraat 4 te Uden (afb. 1 en 2). Aanleiding is de voorgenomen realisering van een loods waarvan de werkzaamheden begin april ingepland zijn. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied een hoge verwachting heeft voor archeologische resten. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een oppervlaktekartering en een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het zandpakket dat is aangetroffen direct onder de bouwvoor tot 150 cm –Mv kan op basis van de korrelgrootte en de slechte sortering worden geïnterpreteerd als rivierafzettingen. Deze rivierafzettingen kunnen geclassificeerd worden als de Formatie van Beegden. Deze afzettingen komen overeen met de aan de hand van de gespecificeerde verwachting opgestelde bodemopbouw. Wat opvalt is dat er geen aanwijzingen zijn voor een esdek of andersoortige ophoging in het plangebied. De bouwvoor vertoont een homogeen karakter en heeft scherpe abrupte overgangen naar het onderliggende profiel. In geen van de boringen is het oude loopoppervlak aangetroffen. In Boringen 1,3 en 4 is geen bodemvorming aangetroffen. In boring 2 is een grijze zandlaag onder de bouwvoor aangetroffen. Dit kan duiden op een natte bodem, maar gezien de herverkavelingen in de 20e eeuw zou dit ook een restant van een sloot kunnen zijn. De diepere verstoring in boring 4 zou hier ook een aanwijzing voor kunnen zijn. Boring 5 is de enige boring waar nog duidelijke bodemvorming is waargenomen, maar hier is zoals eerder gesteld de top van het oude oppervlak ook in de bouwvoor opgenomen. ADC ArcheoProjecten adviseert om geen vervolgonderzoek uit te voeren. Tijdens het veldonderzoek is in één boring een gedeeltelijk intact profiel aangetroffen, namelijk in boring 5 in het noordoostelijk deel van het plangebied. Een oud loopoppervlak is hier waarschijnlijk in de bouwvoor opgenomen. Gezien de verwachting voor nederzettingen uit de vroege prehistorie kan aangenomen worden dat, indien er nog archeologisch resten aanwezig zijn, deze grotendeels opgenomen zullen zijn in de bouwvoor. De bij de bouwwerkzaamheden geplande strokenfundering is van een dergelijk beperkte omvang (direct onder de draagmuren met een breedte van 40 cm tot op een diepte van 80 cm) dat de verstoringen minimaal zullen zijn. Voor de aanleg van de vloer van de loods, wordt het plangebied over een oppervlakte van 1000 m2 tot een diepte van 55 cm beneden te bepalen ‘peil’ verstoord. Indien dit peil zo word bepaald dat de verstoring die de vloer met zich teweegbrengt niet dieper reikt dan 20.10 m +NAP, zullen er hierdoor sowieso geen potentieel intact niveau verstoord worden. Het is niet uit te sluiten toch nog archeologische resten bij werkzaamheden aan getroffen zullen worden. Daarom merken wij op dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies