BAAC Onderzoeksnotitie V-14.0084

In opdracht van dhr. van der Heijden heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend booronderzoek uitgevoerd in het plangebied Papendijk. Aanleiding voor het onderzoek is het plan een nieuwe woning te realiseren. Het plangebied ligt ten zuiden van de bebouwde kom van Geffen. Volgens de geomorfologische kaart van Nederland ligt het plangebied op een dekzandrug, al dan niet met een bouwlanddek. Volgens de bodemkaart is er ter plekke van het plangebied inderdaad sprake van een bouwlanddek, aangezien het plangebied binnen een zone met hoge zwarte enkeerdgronden valt. Op de gemeentelijke verwachtingskaart ligt het gebied binnen een zone met een hoge archeologische verwachting. Deze verwachting is waarschijnlijk gebaseerd op het feit dat het plangebied op een dekzandrug ligt, en eventuele sporen goed bewaard zijn gebleven doordat ze door een bouwlanddek afgedekt zijn. Voor de periode laat paleolithicum tot en met de volle middeleeuwen geldt dan ook een hoge verwachting. Voor de periode late middeleeuwen – nieuwe tijd geldt een middelhoge verwachting, aangezien het plangebied niet langs de weg ligt, maar zo’n 75 m ten oosten van de weg, wat de kans op het aantreffen van bebouwing uit die periode kleiner maakt. Tijdens het veldonderzoek bleek dat de ligging van het plangebied op een dekzandrug zeer in twijfel kan worden getrokken. Het is meer waarschijnlijk dat het plangebied zich op een vlakte van verspoelde dekzanden bevindt. De overgang van de humeuze laag naar de C-horizont in het plangebied bleek opvallend scherp te zijn. Een dergelijke scherpe overgang is niet natuurlijk. De top van de C-horizont is hier daarom zeer waarschijnlijk verstoord en opgenomen in het humeuze pakket. Het is echter niet te zeggen tot hoe ver deze verstoring van de top van de C-horizont gereikt heeft. Het is daarom wel mogelijk dat zich in de top van de C-horizont nog diepere sporen bevinden. De verwachting op de aanwezigheid van historische bebouwing is op grond van het bureauonderzoek laag. Het is echter mogelijk dat er van andere archeologische resten diepere sporen in de C-horizont aanwezig zijn. Aangezien dit aan de hand van dit booronderzoek niet uit te sluiten is, wordt een vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een proefsleuvenonderzoek