Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in juli en augustus 2014 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerdop de locatie Cuneraweg 11, ten zuiden van de Walenhoekseweg in Ochten, gemeente Neder-Betuwe. Aanleiding voor het onderzoek vormt de voorgenomen uitbreiding van de bestaande bebouwing. Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat in het plangebied de meandergordel Westerveld aanwezig is. Op en in de top van de oever- en/of crevasse-afzettingen van deze fossiele rivier worden archeologische resten verwacht vanaf in potentie het Laat-Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Direct ten noorden van het plangebied zijn, gerelateerd aan deze stroomgordel, meerdere vindplaatsen bekend uit de periode van de Late Bronstijd tot en met de Romeinse tijd. Tevens zijn op de desbetreffende locaties op vondsten uit het Neolithicum en de Midden Bronstijd aangetroffen. Het kan niet uitgesloten worden dat deze vindplaatsen zich tot binnen het plangebied uitstrekken. Op basis van de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Neder-Betuwe en de Bodemkaart van Nederland blijkt dat het plangebied zich op een oude woongrond bevindt. Dit wordt bevestigd door de vondst van een weefgewicht en keramiek uit de Romeinse tijd in het centrale deel van het plangebied. Aan en direct onder het maaiveld worden archeologische resten verwacht uit de Nieuwe Tijd. Op basis van historisch kaartmateriaal wordt duidelijk dat het plangebied in ieder geval vanaf het begin van de 19e eeuw onbebouwd is geweest. De kans op archeologische resten uit de Nieuwe tijd wordt derhalve klein geacht. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat de onderste aangeboorde laag in het plangebied werd gevormd door de beddingafzettingen van de Westerveldse meandergordel. In het centrale deel, ter hoogte van boring 6, is de restgeul van deze fossiele rivier aangetroffen. De restgeul is opgevuld met kleiig veen en klei. De beddingafzettingen en de restgeulafzettingen worden afgedekt door kleiige tot zandige oeverafzettingen. In de top van de oeverafzettingen, op een gemiddelde diepte vanaf 85 cm –mv en ondieper, heeft zich in de boringen 1, 2, 4, 5, 7 en 8 een humeus niveau ontwikkeld. In de overige drie boringen is dit niveau niet aangetroffen, maar mogelijk opgenomen in de bovenliggende lagen. Het humeuze niveau wordt geïnterpreteerd als oud loopoppervlak en potentieel archeologisch niveau. De humeuze klei wordt in het plangebied afgedekt door een pakket zand en sterk siltige klei. Deze pakketten betreffen (recentelijk) opgebrachte gronden. De bovenste 30 cm wordt gevormd door een bouwvoor. Hierin zijn puinresten en baksteenfragmenten aanwezig. Ter hoogte van boring 6 is tot een diepte van 180 cm –mv een vulling van een sloot aangetroffen. In het plangebied is vanaf circa 60 cm -mv een potentieel archeologisch niveau aanwezig. Dit niveau zal alleen ter plaatse van de funderingssleuven, die tot 90 cm –mv gegraven worden, aangesneden worden. Om de op het bureauonderzoek gebaseerde gespecificeerde verwachting voldoende te kunnen aanvullen en toetsen, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het plangebied tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (AB/IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE)