Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in januari 2015 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Veersedijk 23 in Groot-Ammers (gemeente Molenwaard). Aanleiding is de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en nieuwbouw van woningen. Op basis van het bureauonderzoek werden vanaf 300 cm –mv en dieper de crevasse-afzettingen van de ‘Schoonhoven Lake’ verwacht. Dit riviersysteem was watervoerend tussen 4745 – 6000 v. Chr. In het gebied kunnen derhalve archeologische resten voorkomen vanaf het Vroeg-Neolithicum. Deze zullen zich in de top van de crevasse-afzettingen bevinden en manifesteren als een archeologische laag. Vanaf het begin van onze jaartelling onstond ten noorden van het plangebied de Lek. Hierdoor raakten de crevasse-afzettingen vermoedelijk bedekt met een pakket komafzettingen. In perioden waarin nauwelijks rivieractiviteit plaatsvond, trad veengroei op. Vanwege de natte omstandigheden waarin de pakketten gevormd zijn, worden hierin geen archeologische resten verwacht. Vanaf de Late Middeleeuwen en in ieder geval de 13e eeuw, kwam het plangebied binnendijks te liggen. Omdat de locatie vanaf dat moment was afgeschermd van de rivier, was in principe bewoning mogelijk. Op basis van het historisch kaartmateriaal werd deze kans echter klein geacht. Teneinde de archeologische verwachting te toetsen en aan te vullen, werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat de onderste aangeboorde laag tot minimaal 70 en maximaal 170 cm –mv bestaat uit veen (Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket). Plaatselijk zijn in het veen komafzettingen (Formatie van Echteld) ingeschakeld. De komafzettingen en het veen zijn gevormd in een nat milieu en waren in het verleden niet geschikt voor bewoning. Tevens zijn in de afzettingen geen aanwijzingen (zoals humeus ontwikkeld niveau in de klei en veraarding in het veen) aanwezig, die kunnen duiden op een potentieel oud loopoppervlak. In de boringen 3 t/m 5 wordt het veen afgedekt door kleiige oeverafzettingen, die afkomstig zijn vanuit de huidige Lek. In deze afzettingenzijn geen aanwijzingen aangetroffen die kunnen wijzen op de een potentieel archeologisch niveau. De bovenste circa 25 cm van de oeverafzettingen zijn baksteen- en puinhoudend. Dit betreft de huidige bouwvoor. In de boringen 1 en 2 is sprake van een gedempte sloot, waarvan de onderkant zich op 155 cm – mv bevindt. De op basis van het bureauonderzoek verwachte crevasse-afzettingen zijn niet aangetroffen. In het plangebied worden op basis van het verkennend booronderzoek geen archeologische resten verwacht in het plangebied. Er zijn weliswaar mogelijk bewoonbare afzettingen aangetroffen, maar van een potentieel archeologisch niveau is geen sprake. De overige afzettingen boden in het verleden geen geschikte ondergrond voor bewoning en andere menselijke activiteiten. ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet