Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in april 2015 een Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Garderenseweg 307 in Ermelo (afb. 1 en 2). Aanleiding is de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en vervolgens de bouw van een woning met bijgebouw. De woning, die in het centrale deel van het plangebied zal worden gebouwd, wordt onderkelderd en heeft oppervlakte van circa 450 m2. Tevens wordt in het gebied een houtwal en boomgaard aangelegd. De consequentie van de voorgenomen ingreep kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond mogelijk worden aangetast. Op aanwijzing van de bevoegde overheid is voorafgaand aan het veldonderzoek geen bureauonderzoek uitgevoerd. Een gespecificeerde archeologische verwachting kan daarom niet worden opgesteld. In algemene zin kan worden gesteld dat het plangebied landschappelijk gezien onderdeel is van een smeltwaterterras bedekt met dekzand. In het dekzand heeft zich een loopodzolgrond gevormd. Deze gronden hebben als gevolg van plaggenbemesting een 30 tot 50 cm dikke humushoudende bovengrond. Gebieden met loopodzolgronden hebben een middelmatige tot hoge verwachting ten aanzien van de aanwezigheid van archeologische waarden. Bekende archeologische waarden in de omgeving van het plangebied bestaan uit een grafheuvelcomplex daterend de periode Neolithicum – Bronstijd. Dit complex vormt een beschermd AMK-terrein. Afgezien van resten van een eind 19e eeuwse boerderij worden geen waarden uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd verwacht. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat in delen van het plangebied inderdaad sprake is van de aanwezigheid van een loopodzolgrond. Plaatselijk was de humushoudende bovengrond dikker en was er bodemkundig gezien sprake van een enkeerdgrond. Ter hoogte van boring 2, juist ten noorden van het huidige woonhuis, is mogelijk getuit op funderingsresten van de laat 19e eeuwse bebouwing die hier gestaan heeft. Om de aan- of afwezigheid van een vindplaats vast te stellen, is het onderzoek uitgebreid naar een karterend booronderzoek. Tijdens dit onderzoek zijn met een 15 cm Edelmanboor de potentiële relevante archeologische lagen (vanaf het maaiveld tot in de B-horizont) bemonsterd en vervolgens gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 3 mm. Hierbij zijn geen eenduidige indicatoren aangetroffen die wijzen in de richting van een vindplaats. ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet