BOORrapporten 588

In opdracht van de gemeente Rotterdam heeft de afdeling Onderzoek en Rapportage van het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) in december 2014 en januari 2015 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in Plangebied Leonidas CPO in Rotterdam, gemeente Rotterdam. De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om op deze locatie kavels voor woningbouw uit te geven. Het onderzoek is nodig in het kader van een bestemmingsplanwijziging, aangezien naar verwachting eventueel aanwezige archeologische resten bij toekomstige graafwerkzaamheden in het gebied zullen worden verstoord. Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is derhalve verplicht conform het vigerend gemeentelijk beleid. Zoals op basis van het bureauonderzoek reeds verwacht werd, bestaat de opbouw van het plangebied uit een opgebracht pakket op overstromingsafzettingen behorend tot het Laagpakket van Walcheren op Hollandveen op afzettingen van de Formatie van Echteld. Voor het plangebied gold een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen uit het Mesolithicum en een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit het Neolithicum in de stroomgordelafzettingen van de Formatie van Echteld. Daarnaast gold voor het gehele plangebied een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen (tot in de 12e eeuw) in de top van het veen (Formatie van Nieuwkoop). Voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw), na de bedijking, en de Nieuwe tijd gold een lage archeologische verwachting. Deze archeologische waarden bevinden zich op of in de top van het overstromingsdek. Op basis van het verkennende veldonderzoek kan deze verwachting bijgesteld worden. De hoge verwachting voor de aanwezigheid van vindplaatsen uit het Neolithicum en de lage verwachting voor de aanwezigheid van vindplaatsen uit het Mesolithicum en vanaf de 13e eeuw kunnen gehandhaafd blijven. De archeologische verwachting voor de aanwezigheid van vindplaatsen uit de IJzertijd tot en met de 12e eeuw kan naar laag bijgesteld worden. De lage verwachting voor de aanwezigheid van vindplaatsen vanaf de 13e eeuw kan gehandhaafd blijven. Het kon niet worden uitgesloten dat bij de realisatie van de plannen archeologische resten zullen worden verstoord. Op grond hiervan is besloten om in het zuidelijke deel van het plangebied (zone met verlandings- en geulafzettingen; figuur 2) een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO) karterende fase, bestaande uit booronderzoek uit te voeren. Tijdens het karterend booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De kans dat er door de geplande werkzaamheden een archeologische vindplaats wordt verstoord, is dan ook zeer klein. In het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen