Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek

Econsultancy heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Belderstraat 16 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem. De opdrachtgever is voornemens de locatie te verkopen. Aanleiding van het onderzoek is het inschatten van risico’s ten behoeve van mogelijke toekomstige her-/verbouwactiviteiten, alsmede de verandering van de bestemming. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door eventuele toekomstige bodemingrepen kunnen worden aangetast. De verplichting tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek (zie bijlage 3) komt voort uit het vigerende bestemmingsplan en/of het vigerend gemeentelijk beleid (Archeologische beleidskaart 2008 van de gemeente Doetinchem), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een mogelijke verandering van de bestemming. Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de bodemopbouw binnen het plangebied vanaf het maaiveld tot gemiddeld 110 cm -mv bestaat uit grijsbruin tot donkerbruin gekleurd, kalkloos, sterk kleiig, zwak siltig, matig fijn zand tot sterk zandige klei. Dit geroerde/verstoorde deel van de bodemopbouw betreft een zogenaamde zanderijgrond. Het aandeel klei duidt erop dat er voorheen sprake was van een afdekkende kleilaag die opgemengd is met de voorheen onderliggende oorspronkelijke top van het pakket rivierduinzand. Dit ter verbetering van de waterhuishouding van de grond, waardoor beakkering mogelijk was. Tussen gemiddeld 110 en 150 cm -mv bestaat de onverstoorde bodem uit rivierduinzand, in de vorm van lichtgrijs tot oranjebruin gekleurd, kalkloos, zwak siltig, matig fijn zand. Vanaf gemiddeld 150 cm - mv komt lichtbruin gekleurd, zwak siltig, matig grof tot zeer grof zand voor dat plaatselijk zwak grindig en verder kalkloos is. Dit betreffen vlechtende rivierterrasafzettingen. Het wel of niet voorkomen van grind en de sortering van het zand zijn goede indicatoren voor het bepalen wanneer het gaat om rivierduinafzettingen dan wel vlechtende rivierterrasafzettingen. Ter plaatse van boring 7 komt tussen 120 en 150 cm -mv een sterk zandige kleilaag voor, gelegen direct boven de vlechtende rivierterrasafzettingen. Waarschijnlijk betreft dit een lokaal voorkomende 1e Laag van Wijchen, gesedimenteerd tijdens een relatief warme fase aan het einde van het Pleniglaciaal (Bølling/Allerød interstadialen). Binnen het met klinkers verharde en oostelijk gelegen terreindeel van het plangebied (boringen 3, 5 en 6) komt onder deze verharding een laag cunet-/stabilisatiezand voor, gevolgd door een halfverhardingslaag met resten/brokken recent bouwpuin. Daarmee is het terreindeel deels opgehoogd, maar hieronder komt tussen 40 en 70 cm -mv een geroerde/verstoorde oorspronkelijke bouwvoor aanwezig waarin ook resten recent bouwpuin voorkomen. Deze resten zijn vanuit archeologisch oogpunt niet relevant (waarschijnlijk aangevoerd tijdens de inrichting van het terreindeel gelijktijdig met de bouw van de schuur/garage tijdens de jaren ’90 van de 20e eeuw). In het onverstoorde deel van de bodemopbouw zijn geen archeologische resten aangetroffen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat er op basis van de resultaten van het gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek er geen aanwijzing zijn om resten van puntlocaties van zeer kleine omvang (complextype 0), restanten van een basis-/extractiekamp (Jagers-Verzamelaars), een nederzettingscomplex of huisplaats (Landbouwers) (complextype 5b) of resten van afvaldumps nog binnen het plangebied te verwachten. Er zijn voor de archeologie geen gevolgen vanuit de voorgenomen bodemingrepen. Selectieadvies Op grond van de resultaten van het archeologisch vooronderzoek adviseert Econsultancy om, binnen het kader van de AMZ-cyclus, geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Er is sprake van een verstoord bodemprofiel tot in de rivierduinafzettingen (vorming van een zanderijgrond). Tevens heeft de geleverde onderzoeksinspanning, in de vorm van een gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek, geen archeologische indicatoren opgeleverd