Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)

BAAC bv heeft ten behoeve van de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de ophoging van een perceel een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Meersestraat te Den Dungen. Voor zover bekend zijn binnen het plangebied geen archeologische waarden aanwezig. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied grotendeels op een vlakte van verspoelde dekzanden ligt, waarin zich een beekeerdgrond met zavel- of kleidek heeft gevormd. Mogelijk is het plangebied in het verleden verlaagd. Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor het aantreffen van vondsten en/of sporen vanaf het laat paleolithicum tot de bronstijd. Het kunnen vondsten en/of sporen betreffen van kleine steentijd jachtkampementen (basisnederzettingen met een omvang van 200 m2 tot 1000 m2). Ook een groter steentijd basiskamp kan niet worden uitgesloten. Bij dergelijke vindplaatsen wordt voornamelijk strooiing van overwegend (bewerkt) vuursteen verwacht. Voor de periode ijzertijd-heden geldt een lage verwachting, omdat het gebied te nat is geweest voor permanente bewoning. Gezien de melding van de vondst van wapentuig en munten uit de Romeinse tijd in de omgeving, kan niet worden uitgesloten dat binnen het plangebied ook artefacten uit deze periode worden aangetroffen. Na het veldonderzoek kan de bodem is drie eenheden onderverdeeld worden. In het zuidelijke deel komt eolisch afgezet zand voor en in het noordelijke deel onder meer verspoeld dekzand. In de zone daar tussenin is een verlande geul aangetroffen, waarbij de ondergrond bestaat uit zand met daarop een blauwgrijze kleilaag en een veenpakket. De bodem in de zones met dekzand is grotendeels verstoord. De voormalige loop van de geul is nog intact in de ondergrond aanwezig. In het plangebied zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In of langs de voormalige geul zouden afvaldumps aangetroffen kunnen worden. Deze zijn met een booronderzoek moeilijk aan te tonen. Bij de voorgenomen ontwikkeling worden geen archeologische resten bedreigd. Vervolgonderzoek wordt bij ophogingen van het terrein noodzakelijk geacht