Archeologisch bureauonderzoek Bovenberg 52 te Bergambacht tot en met Opweg 27 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard (ZH)

In het hele onderzoeksgebied geldt een hoge kans op het aantreffen van archeologische resten uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd, met name gezien het bebouwingslint en de bijbehorende verkaveling die door het hele onderzoeksgebied lopen en die nog grotendeels het historische uiterlijk hebben. Alleen in het uiterste oosten, ter hoogte van de bebouwde kom van Schoonhoven zijn het bebouwingslint en de verkaveling niet meer intact. Er kunnen resten uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd voorkomen tot in de top van het Hollandveen. Oudere resten, vanaf het neolithicum, kunnen worden aangetroffen op de stroomgordels. Deze stroomgordels doorsnijden het onderzoeksgebied in het oosten en westen. De stroomgordelafzettingen kunnen doorlopen tot op grote diepte. De waterleiding zal worden aangelegd door middel van een gestuurde boring en mogelijk deels door middel van een open ontgraving. Resten die in verband staan met het bewoningslint zullen bij een gestuurde boring niet worden verstoord, gezien deze boring op grotere diepte zal plaatsvinden dan de archeologische waarden zich bevinden, mogelijk tot een diepte van 10 m-mv. Het gaat met name om archeologische resten op de stroomgordels en in de top van het Hollandveen. Indien er onverhoopt toch archeologische resten worden geraakt, zal een gestuurde boring hier minder verstoren dan een waarderend archeologisch onderzoek door middel van proefsleuven. Een gestuurde boring is daarom in het kader van het behoud van archeologische resten het minst bezwaarlijk, mits deze op grote diepte plaatsvindt. Wel zullen er eventuele archeologische resten verstoord worden door het graven van de stuurputten en, indien gekozen wordt voor een open ontgraving, van (een deel van) het waterleidingtracé. MUG Ingenieursbureau adviseert geen vervolgonderzoek uit te voeren wanneer in het gehele gebied gekozen wordt voor een gestuurde boring, met uitzondering van de locaties van de te graven stuurputten. Voor de locaties van de stuurputten en wanneer een deel van het tracé in open ontgravingen wordt aangelegd, dient er wel vervolgonderzoek te worden uitgevoerd. De eerste stap is hierbij een verkennend inventariserend booronderzoek. Op basis hiervan kan gecontroleerd worden of de bodemopbouw intact is en of hierin eventueel lagen met archeologische potentie aanwezig zijn. Op basis hiervan kan het archeologisch verwachtingsmodel gecontroleerd en aangevuld worden en wordt geadviseerd of er verder onderzoek noodzakelijk is of dat er geen reden is om aan te nemen dat archeologische resten door de werkzaamheden aangetast zullen worden, bijvoorbeeld omdat de bodem niet intact blijkt te zijn. Indien uit het booronderzoek naar voren komt dat de bodem intact is en er een kans is op het aantreffen van archeologische resten, dan zal het vervolgonderzoek bestaan uit een archeologische begeleiding