Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)

Landschappelijk gezien ligt het grootste deel van het plangebied vermoedelijk op een relatief hoog gelegen terrasvlakte die al dan niet is afgedekt door dekzand. Voor de oostelijke rand van het plangebied geldt dat deze vermoedelijk is gelegen ter plaatse van een geul van een meanderend waterstelsel. Deze voormalige geul waterde af in een ten noordwesten ervan gelegen meander van de Maas. De hoger gelegen terrasvlakte werd omgeven door de geul, die zich hier in tweeën had gesplitst. De geul is tot laat in de 19e eeuw nog wel aanwezig geweest in de vorm van een waterloop (eerste helft 19e eeuw) en later een moeras (tweede helft 19e eeuw). Vermoedelijk is het moeras aan het einde van de 19e eeuw droog gelegd. In 1953 is de huidige school met speelplaats gebouwd. Bij de aanleg hiervan zal de bodem oppervlakkig verstoord zijn geraakt. Binnen het plangebied zijn voor zover als bekend geen archeologische waarden aangetroffen. Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het gehele plangebied een hoge archeologische verwachting voor de periode mesolithicum tot nieuwe tijd. Resten uit het laat-paleolithicum zijn in de omgeving nog niet aangetroffen maar hun aanwezigheid kan niet worden uitgesloten. Daarom geldt voor dergelijke resten een middelhoge archeologische verwachting. Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodem tot 115 à 140 cm –mv ofwel verstoord dan wel opgebracht is. Hieronder is met uitzondering van één boring een 20 tot 25 cm dikke matig humeuze zand- of kleilaag aangetroffen. Dit betreft een begraven maaiveldniveau. Vanaf 150 à 160 cm –mv komt zeer grof, grindhoudend zand voor. Het kleilaagje is geïnterpreteerd als geulafzetting en het grove zand als bedding- of terrasafzetting. In boring 3 is tussen 180 en 200 cm –mv een groenige kleur waargenomen dat mogelijk wijst op fosfaat. Het begraven maaiveld is een vlak waar archeologische resten in kunnen voorkomen. De maximale diepte van de geplande ingrepen ligt echter op 80 cm – mv, waardoor eventuele archeologische resten niet bedreigd worden. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht