BAAC rapport A-14.0020

In opdracht van Oudmaijer Ruimtelijk Advies heeft BAAC bv (onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie) te ‘s-Hertogenbosch een proefsleuvenonderzoek in plangebied Flegelstraat 5-7 te Brakel, gemeente Zaltbommel, uitgevoerd. Aanleiding voor het proefsleuvenonderzoek is de voorgenomen bouw van een woning met bijgebouwen in het plangebied. Naar aanleiding van de resultaten van het bureau- en booronderzoek is voor het plangebied een hoge archeologische verwachting opgesteld op het voorkomen van resten uit de perioden ijzertijd tot en met de middeleeuwen. Bovendien bevindt zich in het plangebied een oude woongrond die in ieder geval teruggaat tot de 16e eeuw en mogelijk nog ouder is. Op basis hiervan werd verondersteld dat het plangebied vermoedelijk al in de late middeleeuwen was bewoond. De bewoning liep door tot aan het begin van de 20e eeuw. In het plangebied zijn in navolging van het booronderzoek drie proefsleuven aangelegd. Tijdens dit onderzoek werd duidelijk dat het plangebied circa vijf keer is opgehoogd en dat zich drie tot vier oude maaivelden hebben kunnen ontwikkelen. Het oudste maaiveld is op basis van het in deze laag aangetroffen aardewerk in de late middeleeuwen gedateerd. In één van de ophogingslagen werden twee scherven uit de volle middeleeuwen gevonden. Dit wijst op een mogelijk gebruik van het terrein in de volle middeleeuwen. In de periode tussen 1650 en 1830 is een boerderij met een bakstenen fundering gebouwd. Deze staat ook weergegeven op historische kaarten. De bij de boerderij behorende bijgebouwen zijn niet aangetroffen. Wel werd een water- of beerput aangesneden. Het vondstmateriaal bestaat grotendeels uit aardewerk, maar ook zijn enkele fragmenten dierlijk bot, ijzeren nagels en een tweetal natuurstenen objecten gevonden. Op basis van de resultaten van het onderzoek is het advies van BAAC bv om de vindplaats te beschermen door behoud in situ. Restanten van bewoning bevinden zich op 50-60 cm –mv. Indien bescherming van de vindplaats niet mogelijk is zal behoud ex situ moeten plaats vinden in de vorm van een archeologisch vervolgonderzoek. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Dit betekent niet dat reeds gestart kan worden met bodemverstorende activiteiten of de daarop voorbereidende activiteiten. Het selectieadvies dient namelijk eerst beoordeeld te worden door de bevoegde overheid wat uiteindelijk leidt tot een selectiebesluit