BAAC-rapport A-13.0154

Tijdens het onderzoek is de noordwesthoek van de voorburcht van het kasteel van de heren van Ravenstein onderzocht. In totaal zijn er 227 sporen uit de periode van de 13e eeuw tot en met de 19e eeuw teruggevonden, die zijn in te delen in 6 fasen (zie bijlage 1). De oudste bouwfasen dateert nog mogelijk uit het einde van de 13e eeuw, het betreft delen van 3 elkaar opvolgende houten gebouwen. Deze fase wordt afgesloten door een grote brand, de daarop volgende fases zijn uitgevoerd in baksteen. Het gaat om een deel van de ommuring met afgeronde hoek langs de gracht. Parallel hierlangs ligt een zware poeren fundering van een deel van een gebouw, het betreft een L-vormige gebouw, wat mogelijk onderdeel vormde van de carrévormige bebouwing rond de binnenplaats. Binnen de structuur bevond zich een leemvloer en stookplaats. De poeren hebben aan de noordzijde zeer waarschijnlijk een muur met boogopeningen gedragen, aan de westzijde alleen grondbogen. In de 16e eeuw wordt de ruimte tussen de muren dichtgezet en ontstaat een doorlopende fundering, ook wordt de afgeronde hoek van de ommuring rechtgetrokken en voorzien van steunberen. In het noordelijke deel is dan nog steeds spraken van een ruimte met leemvloeren, van het westelijke deel is dit onduidelijk aangezien hier een deel tot grote diepte verstoort door de kelder van de school. Halverwege de 16e eeuw wordt de gracht gedempt en wordt aan de westzijde een beerput aangelegd. In de 17e eeuw krijgt het noord deel gedeeltelijk een bakstenenvloer. Uit historische bronnen is bekend dat het noord deel in de 17e eeuw in gebruik was als stal. In de 18e eeuw wordt het stalgedeelte ingrijpend verbouwd, aan de zuidzijde verschijnt over de volle lengte een gang en de aangrenzende ruimte wordt in drieën verdeeld, in een van de ruimtes is een oven teruggevonden. Uit historische bronnen is bekend dat in de 18e eeuw de gebouwen in gebruik zijn bij een Frans garnizoen, die de stallen verbouwt tot bakkerij. Deze bakkerij brandt kort na ingebruikname af en wordt gesloopt. De oostelijke vleugel krijgt dan een nieuwe voorgevel en wordt als tiendschuur van het in 1762 gebouwde rentmeesters huis gebruikt. In het begin van de 19e eeuw wordt voor dit gebouw op de binnenplaats een waterput aangelegd en een tuinmuur, tegen de oostgevel van het gebouw wordt een kleine beerkelder gebouwd. Het gebouw wordt uiteindelijk gesloopt in de jaren 20 van de twintigste eeuw, waarneer de Mariaschool wordt gebouwd