Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)

Het plangebied ligt in een zone met lage dekzandruggen ten oosten van het beekdal van de Dommel en ten westen van een zone met lage landduinen en waterpartijen. In het dekzand heeft zich een veldpodzolgrond ontwikkeld die mogelijk in de afgelopen eeuw vernietigd is door de bouw van de huidige woning en aanleg van het landgoed. Uitgaande van het voorkomen van een intacte veldpodzolbodem geldt op basis van het bureauonderzoek een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van vuursteenvindplaatsen uit de periode laat-paleolithicum, mesolithicum en vroeg-neolithicum (steentijd). De archeologische verwachting op het aantreffen van restanten van nederzettingsterreinen uit de periode laatneolithicum tot nieuwe tijd is laag. Tijdens het veldonderzoek is slechts in één boring een podzol B aangetroffen. In de overige boringen is de bodem tot 40 à 90 cm beneden maaiveld geroerd. Dit duidt zich door scherp aangetekende dekzandvlekken in de A-horizont en een scherpe overgang naar de C-horizont. De voormalige bodemhorizonten zijn tot in de C-horizont alle vernietigd. Hiermee zijn ook eventuele vuursteenvindplaatsen verstoord. BAAC ziet geen belemmeringen vanuit archeologisch oogpunt voor de voorgenomen plannen