Archeologische Berichten Nijmegen - Rapport 58, H3

Het archeologisch onderzoek op de vier buitendijkse locaties OW-1, M, V en Q (van west naar oost) bestond uit een proefsleuvenonderzoek ter verificatie van de archeologische verwachting op respectievelijk steenbouw uit de 16e eeuw na Chr., een weg uit de Romeinse tijd, bewoningssporen in het algemeen en de mogelijke zuidoostelijke voortzetting van zone P9/57 met bewoningssporen uit de ijzertijd en Romeinse tijd. Het onderzoek is natuurlijk verricht volgens de voorschriften van de desbetreffende programma's van eisen. Aandachtszone M is aangewezen voor archeologisch proefsleuvenonderzoek omdat hier een noord–zuid georiënteerde weg is verondersteld op basis van booronderzoek. De drie proefsleuven zijn oost–west georiënteerd ten einde een eventuele weg zo goed mogelijk te documenteren. Het veldwerk toont aan dat het grindpakket geen Romeinse weg representeert maar toebehoort aan de fundering van een brugpijler van de spoorbrug, gebouwd tussen 1875 en 1879. Bovenstaande laat onverlet dat er een weg is gevonden, weliswaar niet uit de Romeinse tijd, maar een historisch gedocumenteerde weg. In plaats van een weg uit de Romeinse tijd is in de archeologische aandachtszone M een karrenspoor uit de nieuwe tijd aangesneden. Het karrenspoor heeft waarschijnlijk gediend voor het binnenhalen van hooi. Het is overigens opvallend dat het karrenspoor op de kaart van Jacob van Deventer als het ware is geflankeerd door een weg over de dijk. Dat deze laatste de formele doorgaande weg is geweest, blijkt ook wel uit het feit dat het buitendijkse pad in westelijke richting al snel eindigt in de uiterwaarden ter plaatse van een huis en een noordelijke aftakking van het pad aansluit op de dijkweg. In oostelijke richting heeft het karrenspoor het Nijmeegse galgenveld op de noordoever van de Waal gepasseerd, zodat deze veldweg ook zal zijn gebruikt om veroordeelden naar hun executieplaats te vervoeren