Antea Group Archeologie 2016/156

In opdracht van Enexis BV heeft Antea Group in oktober en november 2016 een archeologisch bureauonderzoek gevolgd door een inventariserend veldonderzoek middels verkennende boringen uitgevoerd ten behoeve van de geplande aanleg van kabels en leidingen. Op de kaart gezien maken de werkzaamheden een omtrekkende beweging rondom de kern van Scheemda, tussen Eextahaven ten zuiden van Scheemda en de Zwaagsterweg aan de noordwestzijde van Scheemda. Het onderzoek vindt in eerste instantie plaats in het kader van de te voeren ruimtelijke procedures (omgevingsvergunning). Naar verwachting zullen de werkzaamheden ongeveer eind december 2016 of januari 2017 worden uitgevoerd. Op basis van het bureauonderzoek werd rekening gehouden met de aanwezigheid van dekzandkopjes of –opduikingen en de hiermee samenhangende mogelijke archeologische resten uit de periode vanaf het laat-paleolithicum. Daarnaast werd rekening gehouden met de aanwezigheid van (opgehoogde) huisplaatsen en waterlopen. Het veldonderzoek heeft de aanwezigheid van een met veen en Dollard-klei afgedekt pleistoceen dekzandlandschap aangetoond. Daarnaast is gebleken dat er plaatselijk dekzandkopjes of – ruggen aanwezig zijn. Alhoewel er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van vindplaatsen zijn aangetroffen, bestaat de mogelijkheid dat juist op deze dekzandopduikingen archeologische resten aanwezig zijn. Daarnaast zijn, in tegenstelling tot de verwachtingen, geen aanwijzingen gevonden om de aanwezigheid van (opgehoogde) huisplaatsen of historische waterlopen te veronderstellen. (Selectie)advies Op basis van de resultaten en conclusies van het veldonderzoek kan een driedelig (selectie)advies worden opgesteld: 1. Ten eerste wordt aanbevolen om het grootste gedeelte van het plangebied vrij te geven ten gunste van de voorgenomen werkzaamheden; 2. Ten tweede wordt aanbevolen om daar waar dekzandopduikingen zijn aangetroffen of daar waar een podzolprofiel aanwezig is, nader te onderzoeken middels een karterend booronderzoek. Geadviseerd wordt om in eerste instantie uit te gaan van één karterende boring op 15 m afstand en aan weerszijden van elk van de betreffende boringen (methode A3 volgens de leidraad karterend booronderzoek van het SIKB). Bij het aantreffen van een (deels) intact bodemprofiel dan wel archeologische indicatoren dienen de relevante (archeologische) lagen te worden gezeefd op een maaswijdte van 3 mm. De boringen dienen te worden gezet middels een Edelmanboor met een diameter van 12 cm; 3. Ten derde wordt aanbevolen om het boringen 041 – 045 (waar tijdens onderhavig onderzoek net gezaaide wintertarwe stond) in een later stadium alsnog verkennend te onderzoeken en dit deel van het plangebied derhalve nog niet vrij te geven ten gunste van de voorgenomen werkzaamheden