Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een

ADC ArcheoProjecten heeft in februari 2015 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Bieslandseweg 2 in Delfgauw (gemeente Pijnacker-Nootdorp, afb. 1 en 2). Aanleiding is de voorgenomen bouw van een manege. Op basis van het bureauonderzoek werden in de top van de geulafzettingen van het Laagpakket van Wormer archeologische waarden verwacht uit het Neolithicum en de Bronstijd. Een mogelijke archeologische vindplaats zal waarschijnlijk uit een tijdelijke vestigingsplaats bestaan, hoewel in deze perioden al permanente bewoning plaatsvond, onder andere op drooggevallen getijinversieruggen van het Laagpakket van Wormer. Een dergelijke site zal zich manifesteren als vondststrooiing van vuursteen- en aardewerkfragmenten en houtskool in de bouwvoor of direct daaronder. Bij een permanente nederzetting zal een cultuurlaag zijn ontwikkeld, een ontkalkte humeuze laag met archeologische indicatoren. In het westen van het plangebied kunnen archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aanwezig zijn. Deze archeologische resten houden verband met de Bieslandseweg, een voormalig ontginningslint. Een mogelijke archeologische vindplaats zal waarschijnlijk uit een boerderij met erf bestaan. Een dergelijke vindplaats zal zich manifesteren als een humeuze laag met veel fragmenten bouwmateriaal en aardewerk direct onder het maaiveld, of door een ophogingslaag. Omdat de locatie een functie had als bouwland en in het westen van het plangebied in de 20e eeuw een boerderij is gebouwd, is waarschijnlijk het plangebied al (deels) verstoord geraakt. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn verspreid over het plangebied vijf boringen gezet; vier boringen tot 200 cm –mv en één tot 400 cm –mv. In het booronderzoek is een grote variatie in de lagenopbouw van het Laagpakket van Wormer aangetroffen. Waarschijnlijk zijn meerdere getij-inversiegeulen in het plangebied actief geweest. In het westen van het plangebied is beneden 95 cm –mv een vegetatiehorizont met schelpresten aangetroffen. In deze vegetatiehorizont kunnen archeologische waarden uit het Mesolithicum of Neolithicum aanwezig zijn. In het plangebied zijn geen archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd geconstateerd. Als de geplande bebouwing in de westelijke strook van het plangebied zonder kelders gerealiseerd gaat worden vindt alleen een verstoring van de vegetatiehorizont door heiwerkzaamheden plaats. Heiwerkzaamheden in relatief slappe lagen zoals klei en veen gaan gepaard met een zeer geringe verstoring buiten de heipaal. Als in het westen van het plangebied wel kelders gegraven worden, kan de vegetatiehorizont verstoord worden. ADC ArcheoProjecten adviseert, wanneer in de westelijke strook van het plangebied de geplande bebouwing zonder kelders wordt uitgevoerd, om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Wanneer er wel kelders voorzien worden voor de bebouwing in deze strook, adviseert ADC ArcheoProjecten een karterend booronderzoek uit te voeren, om zo de aard en verspreiding van de vegetatiehorizont beter in kaart te brengen. Het is niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies