Inventariserend veldonderzoek (karterende fase)

Het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv heft een inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd in het plangebied Kerkveld 63 te Nieuwegein. Aanleiding voor het onderzoek is het plan de huidige bebouwing te slopen en te vervangen door nieuwbouwwoningen, waarbij de bodem lokaal tot circa 80 cm –mv zal worden vergraven. Het plan van aanpak is tot stand gekomen in overleg met het bevoegd gezag (mevr. L. Jansen van de gemeente Nieuwegein). Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied een middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden. Er is mogelijk sprake geweest van een verbreding van de huidige watergang in de loop van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Uit een analyse van het beschikbare kaartmateriaal blijkt echter dat bij deze verbreding geen sprake is geweest van verstoring binnen het plangebied, met uitzondering van de aanleg van het bestaande talud. Uit het booronderzoek is gebleken dat de geologische en bodemkundige situatie ter plaatse deze verwachting onderbouwd. Er is onder een moderne ophooglaag een archeologische ophooglaag aangetroffen waarin vondstmateriaal uit de middeleeuwen is aangetroffen. De aanwezigheid van een moderne puinlaag die op veel locaties ondoordringbaar is gebleken, heeft ertoe geleid dat slechts in beperkte mate harde uitspraken gedaan kunnen worden aangaande de archeologische verwachting binnen het plangebied. Alleen ter plaatse van boring acht kan met zekerheid worden vastgesteld dat hier een archeologische bodemlaag intact aanwezig is. Hier blijft de hoge verwachting derhalve gehandhaafd. Ter plaatse van de boringen 4, 5, 10 en 12 kan worden geconcludeerd dat hier geen archeologie meer aanwezig zal zijn, aangezien de bodem hier aantoonbaar is verstoord tot diep onder het archeologisch niveau. Hier kan de verwachting naar beneden toe worden bijgesteld tot een lage verwachting. In het grootste deel van het plangebied zijn de boringen echter op een dermate geringe diepte gestuit, dat hier niet kan worden vastgesteld dat de archeologisch relevante laag is verstoord. De archeologisch relevante bodemlaag kan hier nog (deels) intact aanwezig zijn. Aan deze delen van het plangebied is een middelhoge verwachting toegekend. Indien binnen het plangebied bodemverstorende activiteiten gaan plaatsvinden die dieper zullen reiken dan 75 cm-mv (1,1 m + NAP), wordt door BAAC bv aanbevolen om de graafwerkzaamheden op het gehele terrein archeologisch te laten begeleiden (protocol opgraving). Het rapport is inmiddels door het bevoegd gezag beoordeeld. Men gaat in grote lijnen akkoord met bovenstaande bevindingen. Echter, het bevoegd gezag is van mening dat indien de bodemverstorende activiteiten dieper zullen reiken dan 1,4 m + NAP een archeologische begeleiding (conform protocol opgraving) noodzakelijk is voor een deel van het terrein. Het gaat hierbij om de onbebouwde strook aan de westzijde van het plangebied, vanaf 1 meter vanaf de gevellijn van de bestaande bebouwing