Bureau voor Archeologie Rapport 272

n het noordwesten van het plangebied zal een woning met een garage gebouwd worden. De boomgaard in het zuidoosten van het plangebied zal hersteld worden. De verstoringsdiepte zal ter plaatse van de funderingsbalken 110 cm -mv en ter plaatse van de kelder in de woning 250 cm -mv bedragen. Uit het bureauonderzoek blijkt dat in het plangebied op drie niveaus archeologische waarden aanwezig kunnen zijn; In de top van de rivierduinafzettingen die zich tussen 110 en 160 cm -mv bevindt, kunnen archeologische waarden uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum aanwezig zijn. In de boven de rivierduinafzettingen gelegen komafzettingen kunnen archeologische waarden uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen aanwezig zijn. Een mogelijke vindplaats zou zich manifesten als archeologische laag met als gidsartefact aardewerk. Direct onder het maaiveld werden archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht; fragmenten aardewerk en bouwmateriaal in een (opgebrachte) archeologische laag. Direct ten oosten van het plangebied is tijdens een opgraving een nederzetting uit de Late Middeleeuwen aangetroffen die tot in het (noordoosten van het) plangebied lijkt door te lopen. In het plangebied zijn vijf boringen gezet tot maximaal 200 cm -mv. Hieruit blijkt dat de bovengrond tot minimaal 90 cm -mv en maximaal 125 cm -mv is omgewerkt, tot in de rivierduinafzettingen. De top van de rivierduinafzettingen is niet intact. Waarschijnlijk is er een verband tussen het landgebruik van het plangebied als tabaksland en de diepe omwerking van de bodem. Omdat eenduidige archeologische indicatoren ontbreken en het plangebied diep verstoord is geraakt worden in het plangebied geen intacte archeologische waarden meer verwacht. Bureau voor Archeologie adviseert daarom het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling