Zuidnederlandse Archeologische Notities 294

In opdracht van Wijsman Bouw- en Tekenadvies heeft VUhbs Archeologie (voorheen ACVUHBS) een bureauonderzoek in combinatie met een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd in het plangebied Binnenweg 20 te Baambrugge (gemeente De Ronde Venen). Het archeologisch onderzoek voor de locatie Binnenweg 20 is gecombineerd met een archeologisch onderzoek voor de locatie Binnenweg 18 te Baambrugge. De resultaten zijn apart gerapporteerd. Het plangebied Binnenweg 20 ligt ten zuiden van Baambrugge. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door een sloot. In het oosten is de binnenweg de grens. Een sloot en de bebouwing van Binnenweg 22 vormen de zuidelijke grens. De westgrens is een weiland. Het plangebied is momenteel deels in gebruik als weiland en deels bebouwd met een voormalige stal/tennishal. Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat de kans op het aantreffen van archeologische sporen en vondsten uit de perioden vanaf het begin van de IJzertijd binnen het plangebied groot is. De vondst van een cultuurlaag in 1969 laat zien dat sporen uit de tweede helft van de Midden-IJzertijd al op een diepte van 60 cm onder het maaiveld aangetroffen kunnen worden. De houten palen die bij dit onderzoek zijn aangetroffen geven aan dat de conserveringsomstandigheden waarschijnlijk buitengewoon goed zijn. De resultaten van het booronderzoek laten zien dat het plangebied ligt op de oeverwal van de Angstel. De oeverwal is door voortdurende sedimentatie afgedekt met een laag komklei. In het plangebied was de oeverwal waarschijnlijk lager dan ter hoogte van Baambrugge. Hierdoor kon op de oeverwal sedimentatie ononderbroken doorgaan. De locatie was daardoor minder geschikt, voor bewoners van het gebied, dan de hoger gelegen oeverwal ter hoogte van Baambrugge. De hoge verwachting voor het aantreffen van archeologisch resten, met name uit de IJzertijd, kan derhalve naar laag worden bijgesteld. Op basis van de resultaten van het bureau- en booronderzoek kan worden geconcludeerd dat het plangebied minder geschikt was voor bewoning waardoor de kans op het aantreffen van archeologische resten klein is. Vanwege de relatief ongunstige ligging van het plangebied en de daarmee samenhangende lage verwachting wordt geadviseerd het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling