Zuidnederlandse Archeologische Notities 301

Op maandag 8 april 2013 heeft VUhbs archeologie in opdracht van de gemeente Boxmeer een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het plangebied Catharinaklooster/Begraafplaats te Boxmeer. Directe aanleiding voor het onderzoek is het voornemen van de gemeente om binnen het plangebied enkele woningen te bouwen alsmede een uitbreiding van de bestaande begraafplaats van het zuidelijker gelegen dorp Sambeek te realiseren. Bij deze ingrepen zouden eventueel aanwezige archeologische resten verstoord kunnen worden. Uit een eerder uitgevoerd verkennend booronderzoek werd niet duidelijk of er daadwerkelijk in situ liggende archeologische resten binnen het plangebied aanwezig waren. De veronderstelling dat er binnen het plangebied sprake was van een onverstoord bodemprofiel heeft ertoe geleid dat men een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven heeft geadviseerd. Dit advies is door het bevoegd gezag overgenomen. Oorspronkelijk zou het onderzoek drie verschillende deelgebieden beslaan. Omdat een betredingsvergunning op het laatste moment, onverwachts werd ingetrokken was het niet mogelijk om één van de deelgebieden te onderzoeken. Daarbij was het te laat om de werkzaamheden in de overige deelgebieden uit te stellen. De gemeente heeft daarom besloten om de werkzaamheden in twee delen te laten uitvoeren en ook als zodanig te rapporteren. Onderhavig rapport heeft dus alleen betrekking op twee van de drie deelgebieden in het plangebied. In geen van de twee onderzochte deelgebieden is sprake van een archeologische vindplaats. Het grootste gedeelte van proefsleuven bleek zich te bevinden in een landschappelijke zone die hoogstwaarschijnlijk geen geschikte locatie vormde voor bewoning. Het landschap ligt hier wat lager dan in het gebied rondom het plangebied. Wel zijn enkele vondsten gedaan die erop duiden dat, vermoedelijk in de directe omgeving, sprake is van één of meerdere vindplaatsen. Alleen in het uiterste zuidwesten van het plangebied loopt het landschap weer wat omhoog. Deze locatie zou daarmee geschikter zijn geweest voor bewoning. Archeologische indicatoren en sporen zijn hier echter niet aangetroffen. Hierdoor is de locatie van de bewoning niet nader te duiden. Op basis van de resultaten van dit deel van het proefsleuvenonderzoek wordt het bevoegd gezag geadviseerd om de deelgebieden B en C niet nader archeologisch te laten onderzoeken en vrij te geven voor verdere ontwikkeling