Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)

BAAC bv heeft in het plangebied Meidoornlaan 14 te Oosterhout na de bouw van een loods een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd. De bouwput voor de circa 300 m² grote uitbreiding van het bedrijfspand was reeds tot 1,2 m beneden maaiveld uitgegraven. De boringen zijn waar mogelijk langs de gevel van de nieuwbouw gezet. Uit het bureauonderzoek blijkt dat binnen het plangebied zelf geen archeologische waarden bekend zijn. In de directe omgeving van het plangebied zijn tijdens een proefsleuvenonderzoek ontginningssporen en een waterkuil van onbekende datering aangetroffen. In het plangebied worden hoge zwarte enkeerdgronden verwacht. Mogelijk kan een nog (deels) intact podzolprofiel aanwezig zijn. De verwachting is dat op basis van onderzoeken in de omgeving de natuurlijke ondergrond zich globaal vanaf 40 tot 130 cm –mv bevindt. Omdat het plangebied direct naast een pand ligt dat in de jaren ‘90 van de vorige eeuw gebouwd is, bestaat dat de kans dat de bodem van (een deel van) het plangebied verstoord is geraakt. Tevens is inmiddels de bouwput voor de aanbouw van het bedrijfspand tot 1,2 m –mv uitgegraven. Op basis van de landschappelijke gunstige ligging en de verwachte aanwezigheid van een goed conserverend plaggendek geldt, afgezien van de te verwachten recente bodemverstoring, een middelhoge archeologische verwachting voor het plangebied. Uit het veldonderzoek blijkt dat de verwachte enkeerdgond niet voorkomt. In één van de vier gezette boringen is wel een (deels) intact podzolprofiel tussen 20 en 50 cm –mv aangetroffen. De top van de BC-horizont ligt op 50 cm –mv. Dit geldt ook voor één andere boring, waar de BC-horizont direct onder een verrommelde laag ligt. Ter plaatse van de twee overige boringen is de bodem minimaal tot 1 m diep verstoord. Concluderend kan worden gesteld dat zeker in een deel van het plangebied de bodem voor de nieuwbouw niet diep verstoord is geweest en eventuele archeologische sporen bewaard waren gebleven. Bij het ontgraven van de bouwput zijn deze wel vernietigd. De middelhoge archeologische verwachting voor het plangebied was gebaseerd op het voorkomen van een enkeerdgrond die niet meer aanwezig is. Voor het omringende gebied blijft de verwachting op het aantreffen van archeologische resten onverminderd middelhoog