Bureau voor Archeologie Rapport 378

In het plangebied worden woonpercelen gerealiseerd met een omvang van 2350 m 2 (deelgebied A) en 1720 m 2 (deelgebied B). Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied in de NOaA regio Utrechts- Gelders rivierengebied ligt. De ondergrond bestaat uit oever- en beddingafzettingen uit het Holoceen afgewisseld met komafzettingen en soms veen. In beide deelgebieden liggen afzettingen van de Baal beddinggordel die actief was tussen 3200 en 2260 BP, ongeveer van 1500 tot 300 v. Chr. Op en in de oeverafzettingen kunnen archeologische resten aanwezig zijn uit de actieve periode van de rivier, of uit de periode daarna. In beide plandelen zijn zeven boringen gezet. De boringen zijn geplaatst tot minimaal 120 cm en maximaal 180 cm-mv. Hieruit blijkt dat het bodemprofiel op hoofdlijnen bestaat uit een omgewerkte laag op klei op zand. De top van het zandpakket ligt tussen 80 en 170 cm -mv en wordt geïnterpreteerd als beddingafzettingen van de Baal beddinggordel. Hierop liggen de oeverafzettingen (zandige en siltige klei). In één boorprofiel is een pakket matig siltige klei aanwezig dat wordt geïnterpreteerd als restgeulafzettingen. Er zijn geen archeologische indicatoren die wijzen op een vindplaats. Archeologische resten zijn waarschijnlijk afwezig. Bureau voor Archeologie adviseert het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling