15035359 DOE.SIT.APO.RAP Eindrapportage proefsleuvenonderzoek Asterstraat (ong.) te Doetinchem

Resultaten proefsleuvenonderzoek Het proefsleuvenonderzoek heeft laten zien dat er sprake is van diepe verstoringen door recente bodemingrepen, maar dat hieronder een deel van het van nature gevormde bodemprofiel intact is. Dit betekend dat het archeologisch niveau waarin resten en sporen kunnen worden verwacht ook nog intact aanwezig is. Het plangebied blijkt te zijn opgehoogd, waardoor er sprake is van een dik pakket geroerde/verstoorde grond. Ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld (voordat het plangebied tot de bebouwde kom van Doetinchem ging horen) hebben de verstoringen zich echter beperkt tot het plaggendek. Hieronder is in het oostelijke deel van het plangebied een oude/fossiele akkerlaag aanwezig is met een hoge concentratie aan vooral kleine fragmenten Vroege- en Midden-IJzertijd aardewerk. Onder de oude/fossiele akkerlaag zijn sporen aangetroffen die duiden op een grafveld uit de Vroege- tot Midden-IJzertijd (wellicht meerdere gebruiksfasen of gebruik voor een aaneengesloten lange periode). Verder zijn de gegevens te beperkt om een uitspraak te doen over de aanwezigheid van een deel van een nederzettingscomplex uit de Midden-IJzertijd. De aangetroffen oude/fossiele akkerlaag duidt wel op een direct nabijgelegen bewoningslocatie (boerderij). In het westelijke deel van het plangebied is in de proefsleuven onder het geroerde/verstoorde plaggendek een grotendeels intacte veldpodzolbodem aangetroffen, maar verder geen archeologische sporen. Vermoed wordt dat in het plangebied de westelijke begrenzing van het grafveld als een mogelijk nederzettingsterrein is aangetroffen, op basis van de landschappelijke ligging (zie § 5.1), maar definitieve uitspraken zijn hiervoor niet te geven. Selectieadvies Tijdens het onderzoek is een behoudenswaardige vindplaats aangetroffen. Omdat archeologie zich in situ bevindt vanaf een diepte van minimaal 140 cm -mv (de bodem is minimaal verstoord tot 140 cm -mv in het zuidoostelijke deel van het plangebied (oostelijke deel werkput 1)) zijn de voorwaarden van in situ behoud van de archeologische vindplaats gunstig. Archeologisch vriendelijk bouwen is mogelijk indien dat geplande bodemingrepen niet dieper reiken dan maximaal 90 cm -mv. Er dient een bufferzone gehanteerd van 50 cm als conserveringslaag van de archeologische vindplaats. Voor een goede bescherming van het archeologisch bodemarchief op locatie (in situ) dient in het bouwontwerp en het inrichtingsplan rekening te worden houden met verschillende risico’s voor een vindplaats. Wanneer in situ behoud niet haalbaar is zal de vindplaats alsnog volledig dienen te worden opgegraven