Zuidnederlandse Archeologische Notities 615

De opdrachtgever is voornemens om binnen het plangebied Almelo-Bavinkstraat appartementen met binnentuin te realiseren. De werkzaamheden die met deze ontwikkeling gepaard gaan, kunnen de bodem en eventueel aanwezige archeologische resten verstoren. Daarom heeft de opdrachtgever VUhbs archeologie verzocht voor het plangebied een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren, zodat meer inzicht wordt verkregen in de archeologische verwachting van het plangebied en of er aanvullend onderzoek noodzakelijk zal zijn. Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied is gelegen op de eolische dekzanden van het Laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel), waarschijnlijk op de flank van een dekzandrug ten zuidoosten van het beekdal van de Almelose Aa. Van oorsprong zal er in het dekzand waarschijnlijk een humuspodzolbodem zijn ontstaan waarop later een plaggendek is gevormd. Door de ligging binnen de bebouwing van Almelo is het natuurlijke bodemprofiel echter waarschijnlijk in belangrijke mate verstoord. Op het dekzand, onder een plaggendek, geldt een hoge verwachting op sporen daterend voor de Late Middeleeuwen. De diepteligging is onbekend, maar in onderzoek in de omgeving is het dekzand aangetroffen rond 90 cm onder maaiveld. Sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden verwacht op het plaggendek tot het maaiveld, maar kunnen zijn verstoord door recentere bouwactiviteiten. Het inventariserend veldonderzoek heeft aangetoond dat de bodem onder de bestaande bebouwing relatief weinig verstoord is. Hierdoor behoudt het gehele plangebied de hoge archeologische verwachting. In het westen van het plangebied is onder een recente verstoring, vanaf een diepte van 80 cm onder het vloeroppervlak nog een pakket aanwezig waarin nog resten/sporen aanwezig kunnen zijn van voor de bouw van het huidige pand die kunnen samenhangen met de laat-middeleeuwse/nieuwe tijdse ontwikkeling van Almelo. Oudere resten/sporen zullen hier waarschijnlijk niet bewaard gebleven zijn. Dit is mogelijk wel het geval in het centrale en oostelijke deel van het plangebied. Hier is onder de geroerde bovenlagen (mogelijk ook deels een restant van het verwachte plaggendek) nog een restant van een humuspodzolbodem aanwezig. Daardoor kunnen hier naast archeologische resten en sporen uit de periode vanaf de Late Middeleeuwen, ook oudere, prehistorische sporen bewaard gebleven zijn. Er is gebleken dat dat de in het bureauonderzoek gestelde hoge verwachting binnen het plangebied kan worden gehandhaafd. De mogelijk aanwezige resten/sporen worden verwacht direct onder de recent geroerde bovenlagen. De diepte hiervan varieert sterk binnen het plangebied, doordat plaatselijk de bodem diep zal zijn verstoord. Door de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en de latere nieuwbouw worden de mogelijke archeologische resten/sporen bedreigd, waardoor vervolgonderzoek noodzakelijk zal zijn om te bepalen of hier daadwerkelijk archeologische resten aanwezig zijn. Gezien de aard van de werkzaamheden en doordat het nu niet mogelijk is om verder onderzoek te doen, wordt geadviseerd om dit vervolgonderzoek in eerste instantie uit te voeren in de vorm van een archeologische begeleiding (protocol IVO-P) van de sloop van de ondergrondse delen van de huidige bebouwing. Hieruit moet blijken of er nog archeologische resten/sporen aanwezig (kunnen) zijn en of eventueel verder onderzoek noodzakelijk/zinvol zal zijn, en zo ja, in welke vorm