Meerstad, Hoofdweg, Gemeente Groningen (Gr.). Een Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, Verkennende Fase (IVO-O).: 2019-06/03

Vanaf 2002 zijn voorbereidingen getroffen voor de aanleg van de nieuwe woonwijk Meerstad, tussen Groningen en Slochteren. Bij de hiertoe verrichte onderzoeken is nog niet voorzien in het veldonderzoek van de voorliggende locatie die in een zone ligt met een hoge archeologische verwachting voor veengebieden. Het betreft een terrein aan de Hoofdweg en de Vossenburglaan ten oosten van de stad Groningen en ten noorden van de buurtschap Klein Harkstede. De aanleiding voor het onderzoek is de geplande herinrichting van het kruispunt tot rotonde. Hiertoe benodigde graafwerkzaamheden kunnen tot aantasting van archeologische waarden leiden. Conform het opgestelde Plan van Aanpak (PvA) is hier door De Steekproef booronderzoek verricht om na te gaan of de bodem in het plangebied (plaatselijk) nog behoudenswaardige archeologische resten kan bevatten. In het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van een hoge verwachting voor resten uit de steentijd in de top van het in de ondergrond verwachte dekzand. Tevens is rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van resten van bewoning uit de ijzertijd tot de vroege middeleeuwen in de top van het veen of in afdekkende klei. Om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen, zijn in het plangebied zes gutsboringen geplaatst. De resultaten van het booronderzoek bevestigen dat de ondergrond van het plangebied uit dekzand bestaat. Hierin lijkt echter nooit podzolvorming te hebben plaatsgevonden. De verwachting voor resten van bewoning uit de steentijd kan dan ook worden bijgesteld tot een lage verwachting. Het dekzandlandschap is ter plaatse van het plangebied afgedekt geraakt door veen. Van dit veen is echter op slechts één boorpunt nog een duidelijk restant aangetroffen. Op alle overige boorpunten is dit veen tijdens in het verleden verrichte ontginnings- en inrichtingswerkzaamheden, verloren gegaan. Behoudenswaardige resten van bewoning van na de steentijd kunnen daarom niet meer aanwezig zijn in het plangebied. Selectie-advies door drs. R. Exaltus (senior KNA-archeoloog/prospector) De bovenste twee meter van de bodem bestaat volledig uit vergraven en opgebracht materiaal waarin geen behoudenswaardige archeologische sporen aanwezig kunnen zijn. In de onderliggende dekzandbodem zijn geen sporen van bodemvorming aangetroffen die zouden kunnen wijzen op voor bewoning geschikte omstandigheden gedurende de steentijd. Om deze redenen geven de resultaten geen aanleiding tot het adviseren van archeologisch vervolgonderzoek. Evenmin zijn archeologische resten gevonden waarmee tijdens verdere planvorming rekening zou moeten worden gehouden. In alle gevallen geldt dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze gemeld dienen te worden bij de minister conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11. Wij adviseren dit te doen bij de gemeente Groningen. Met betrekking tot de bevindingen van voorliggend onderzoek kan contact worden opgenomen met de gemeente Groningen: Archeoloog Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Uitvoering: dhr. R. Kruisman 050-3678188; rogier.kruisman@groningen.nl