Transect-rapport 1677

in april 2018 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Stekeldijk 25 in Geersdijk (gemeente Noord-Beveland). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning die de sloop van de bestaande varkensstal en de realisatie van twee nieuwe stallen in het plangebied mogelijk moet maken. Bij de voorgenomen werkzaamheden zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de oorspronkelijke bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord. In het plangebied geldt in het vigerende bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde Archeologie 2. Een archeologisch onderzoek is verplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm -Mv. Dit betekent dat gezien de omvang van de voorgenomen bodemingrepen archeologisch vooronderzoek nodig is. Op basis van het onderzoek is vastgesteld dat het plangebied in een sterk door erosie aangetast veenmoeras gelegen is, dat zich in de periode Bronstijd-Romeinse tijd heeft kunnen vormen. Onder het veen bevinden zich wadafzettingen, die zich tot in het Neolithicum hebben kunnen ontwikkelen. Het veen is gedurende de IJzertijd en Romeinse tijd ontwaterd en vormde een geschikte locatie voor bewoning. Ook in de Middeleeuwen bestonden in dit gebied bewoningsmogelijkheden. Het veen (en eventueel erboven gelegen lagen) zijn grotendeels geërodeerd door overstromingen in de Nieuwe tijd (m.n. de Sint Felixvloed). Deze overstromingen hebben pakket overstromingsklei in het gebied achtergelaten, dat thans aan het maaiveld ligt (als gevolg van de inpoldering van het gebied). In het plangebied is de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek, voor zover nodig, voor alle perioden naar beneden bij te stellen. • Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied voor wat betreft het Laat-Paleolithicum- Mesolithicum geen verwachting. • Op basis van het veldonderzoek is vastgesteld dat op resten uit het Neolithicum de verwachting naar laag kan worden bijgesteld. In de top van het Wormer Laagpakket zijn immers geen aanwijzingen gevonden, die op bewoonbare omstandigheden van de afzettingen wijzen. • Op basis van het veldonderzoek is vastgesteld dat resten uit de Bronstijd-Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen verspoeld zijn geraakt als gevolg van overstromingen tegen het einde van de Late Middeleeuwen/begin Nieuwe tijd (m.n. de Sint-Felixvloed). Hierbij is de top van het (Holland)veen verspoeld geraakt alsmede eventueel aanwezige resten. De gedeeltelijk hoge verwachting in het plangebied is zodoende naar laag bij te stellen. • Op basis van het bureau- en veldonderzoek valt tevens af te leiden dat bewoning in de Late Middeleeuwen in het gebied (in de periode vlak voor de Sint-Felixvloed) ook verspoeld zijn. Er zijn tevens geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van vlietbergen of terpen in het gebied. Voor wat betreft de periode Nieuwe tijd is op basis van het bureauonderzoek reeds een lage verwachting opgesteld, vanwege de buitendijkse ligging en het ontbreken van bebouwing op historisch kaartmateriaal