Een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in mei 2018 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Van den Elsenstraat 28 te Breugel in de gemeente Son en Breugel. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen sloop van een bestaande schuur en de bouw van een tuinhuis en een carport. In het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. Vanwege de ligging op de lage uitloper van een dekzandrug of een glooiende dekzandvlakte en de nabijheid van stromend water (Dommel en Breugelse Beek) is er een middelhoge verwachting op archeologische resten uit de Prehistorie tot en met de Vroege Middeleeuwen. In verband met de ligging aan de rand van het bewoningslint is er vooral een middelhoge verwachting op resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Eventuele archeologische resten uit de periode tot de Late Middeleeuwen zullen voorkomen onderin het plaggendek en in de top van het onderliggende dekzand. Afhankelijk van de dikte van het plaggendek kunnen deze goed bewaard zijn gebleven. Als gevolg van bouw- en sloopactiviteiten moet echter, in ieder geval plaatselijk, rekening worden gehouden met een vergraven bodemprofiel. Een eventuele vondstenlaag zal zijn opgenomen onderin het plaggendek; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het plaggendek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen zullen zich bevinden tot maximaal 50 cm in de top van het dekzand. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens. Afhankelijk van de ouderdom van het plaggendek, zullen eventuele archeologische resten uit de periode vanaf de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd in de top van het onderliggende dekzand, in het plaggendek of aan het maaiveld voorkomen. Hierbij kan worden gedacht aan funderingsresten van bijgebouwen van een boerderij, waterputten en/of erfophogingen. Door recentere bouwactiviteiten kunnen deze geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het plangebied bevindt zich in een gebied met een lemige ondergrond. De ondoorlatende grond heeft geleid tot een hoge grondwaterstand. Dit leidde tot een natte landschappelijke situatie op een verhoging, landschappelijk gezien een lage uitloper van een dekzandrug of een glooiing in een dekzandvlakte, tussen twee beekdalen. De oorspronkelijke dunne natuurlijke bodem is door recente grondwerkzaamheden verstoord. Er is geen sprake meer van een natuurlijke bodemopbouw. Uit recente insluitsels zoals (sub)recent puin en harde baksteen is af te leiden dat de verstoringen tot gemiddeld 75 cm –mv reiken. De archeologische verwachting kan worden bijgesteld naar laag