Hilversum, W. Bontekoestraat Gemeente Hilversum (N-H): Archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek (IVO; verkennende en karterende fase)

In opdracht van Sweco Nederland b.v. heeft Transect in september en november 2016 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de W. Bontekoestraat in Hilversum (gemeente Hilversum). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de aanleg van een waterberging, waarbij de bodem in het plangebied tot maximaal ca. 5,0 m onder het bestaande maaiveld wordt ontgraven. In het plangebied is volgens het bestemmingsplan Van Riebeeck/Bonairelaan echter sprake van een archeologische waarde. Dit betekent dat gezien de omvang van de voorgenomen bodemingrepen voor de aanvraag van een omgevingsvergunning van de werkzaamheden een archeologisch vooronderzoek nodig is. Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: 1) Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat voor het plangebied een hoge verwachting geldt op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. 2) Op basis van historisch kaartmateriaal is vastgesteld dat het plangebied vermoedelijk altijd onbebouwd is geweest. Het oudst geraadpleegde kaartmateriaal van het plangebied laat zien dat het woeste grond betreft. In het begin van de 20e eeuw is in het noordelijk deel van het plangebied een gebouw aanwezig, die uiteindelijk in het derde kwart van de 20e eeuw plaatsmaakt voor de huidige W. Bontekoestraat. Op grond hiervan is voor resten uit de Nieuwe tijd sprake van een lage archeologische verwachting. 3) In de ondergrond van het plangebied ligt een stuwwal. In de top van de stuwwalafzettingen heeft zich gedurende het Holoceen oorspronkelijk een holtpodzolgrond kunnen ontwikkelen, met daarbovenop een plaggendek. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat de oorspronkelijke bodemopbouw grotendeels intact is gebleven. Wel is een deel van de top van de stuwwalafzettingen verploegd dan wel aangetast. 4) Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Concluderend geldt een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen voor de periode Laat Paleolithicum – Late Middeleeuwen. Deze verwachting is met name gebaseerd op het ontbreken van archeologisch vondstmateriaal tijdens het veldonderzoek. Voor de Nieuwe tijd bestond op basis van het bureauonderzoek reeds een lage archeologische verwachting