Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase

Archeodienst BV heeft een Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd voor de voormalige Rabobanklocatie in Delfgauw (gemeente Pijnacker-Nootdorp). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van de nieuwbouw van 15 woningen. Door de graafwerkzaamheden die nodig zijn voor de nieuwbouw kunnen eventueel in de ondergrond aanwezige archeologische resten verloren gaan. Archeologische interpretatie In het zuidwestelijke deel van het plangebied is een natuurlijke bodemopbouw aangetroffen, die bestaat uit geulafzettingen van de Gantel Laag afgedekt met een dunne laag dekafzettingen. In het bureauonderzoek is aan het Gantelsysteem een middelhoge verwachting toegekend voor archeologische resten uit de Midden-IJzertijd – Midden-Romeinse tijd. Deze afzettingen werden vanaf 1,0 m (of dieper) verwacht. In het plangebied is de top van de geulafzettingen ondieper aangetroffen vanaf 70 – 90 cm beneden maaiveld (ca. 1,65 - 1,75 m –NAP). In de top van deze afzettingen zijn echter geen archeologische indicatoren (zoals houtskool, verbrande leem, aardewerk e.d.) aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat een vindplaats uit de Midden-IJzertijd – Midden-Romeinse in het plangebied aanwezig is, wordt daarom klein geacht. De middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de Midden- IJzertijd – Midden-Romeinse tijd wordt op basis van de resultaten van het booronderzoek naar laag bijgesteld. Voor de zone langs de Delftsestraatweg en Zuideindseweg is in het bureauonderzoek een hoge verwachting toegekend voor vindplaatsen uit de Late-Middeleeuwen en een zeer hoge verwachting voor de Nieuwe tijd. In deze zone is een intact antropogeen ophogingspakket aangetroffen, dat wijst op een historische bewoningslocatie. Het bovenste deel van het pakket hoort op basis van het vondstmateriaal vermoedelijk bij de bewoning uit de 17e – eerste helft 19e eeuw. Directe aanwijzingen voor bewoning uit de Late-Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe tijd zijn er niet gevonden. Wel geeft de stratigrafie en de diepteligging van de antropogene lagen in boring 6 de indruk dat er sprake is van oudere lagen. Op basis hiervan blijft de hoge verwachting voor archeologische resten uit de Late-Middeleeuwen en de zeer hoge verwachting voor de Nieuwe tijd voor het plangebied gehandhaafd. Advies Op grond van de resultaten van het onderzoek worden in het plangebied drie zones onderscheiden: - Zone A betreft het zuidwestelijke deel van het plangebied (ca. 1.070 m2). Vanwege het ontbreken van een antropogeen ophogingspakket en archeologische indicatoren wordt de kans klein geacht dat hier sprake is van een archeologische vindplaats. Op basis hiervan wordt voor dit gedeelte van het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. - Zone B betreft het noordwestelijke deel van het plangebied (ca. 1.115 m2). Vanwege de aanwezigheid van een antropogeen ophogingspakket en de archeologische indicatoren die zijn gevonden, geldt hier een zeer hoge verwachting voor een vindplaats uit de Nieuwe tijd. De archeologische resten worden onder de recente bovengrond/bouwzand verwacht vanaf 60 cm beneden maaiveld. Wanneer de graafwerkzaamheden voor de fundering beperkt kunnen worden en niet dieper reiken dan 60 cm beneden maaiveld zal geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk zijn. Wanneer een diepere fundering noodzakelijk is, wordt vervolgonderzoek door middel van proefsleuven geadviseerd. Met dit onderzoek zal worden vastgesteld of daadwerkelijk archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, vanaf welke diepte en welke waardering hieraan gegeven kan worden. - Zone C betreft het noordoostelijke deel van het plangebied (ca. 1.100 m2). Vanwege de aanwezigheid van een antropogeen ophogingspakket en de archeologische indicatoren die zijn gevonden, geldt hier een zeer hoge verwachting voor een vindplaats uit de Nieuwe tijd en hoge verwachting voor de Late-Middeleeuwen. Bij de bouw van de sporthal is echter de bovenste meter verstoord geraakt. De verwachting is dat voor de bouw van de woningen niet dieper dan 1,0 m hoeft te worden ontgraven en is vervolgonderzoek dus niet noodzakelijk