Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek verkennende fase

Archeodienst BV heeft een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd in het plangebied Casterhoven (Hoofdstraat 74) in Kesteren (gemeente Neder-Betuwe). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging voor de aanleg van een bedrijventerrein met daarbij enkele woon/werkkavels. De diepte van de bodemverstoring is niet bekend. mogelijk wordt de bodem dieper dan de bouwvoor verstoord, maar het kan ook zijn dat de bodem wordt opgehoogd. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan. In het plangebied zijn deels intacte poldervaaggronden aangetroffen. Het al dan niet intact zijn van de aangetroffen poldervaaggrond zegt niets over de intactheid van oudere en diepere gelegen archeologische niveaus. In het plangebied zijn binnen 2 m –mv vooral komafzettingen aangetroffen en is de bodem ter plekke van het talud van de N233 en de toerit vanaf de Hoofdstraat en directe omgeving waarschijnlijk tot grote diepte verstoord (meer dan 1,2 m –mv). Op grond van de zandbanenkaart van de provincie (paragraaf 2.2.1) worden de zandige beddingafzettingen van de stroomgordel van Kesteren op een diepte van 2-3 m -mv verwacht, vandaar dat de kans klein is om deze binnen 2 m –mv aan te treffen, zoals in boring 6 wel het geval is. De oeverafzettingen in boring 5, die vanaf een diepte van 1,95 m –mv zijn aangetroffen, behoren ook tot de stroomgordel van Kesteren. De vraag is in hoeverre de oeverafzettingen die in boring 7 vanaf 0,9 m –mv zijn aangetroffen tot de stroomgordel van Kesteren behoren of dat deze afkomstig zijn van een andere stroomgordel (bijvoorbeeld die van Westerveld) en geïnterpreteerd moeten worden als crevasseafzettingen (oeverwaldoorbraakafzettingen). In de zone waarbinnen de boringen 5, 6 en 7 liggen (Bijlage 7, 7860 m2 groot) zijn afzettingen aanwezig waar eventueel archeologische resten te verwachten zijn. Gezien de ondiepe ligging van de oeverafzettingen in boring 7 kunnen deze daar al vanaf 0,45 m –mv worden verwacht. In de andere delen van het plangebied worden binnen 2 m –mv geen afzettingen van de stroomgordel van Kesteren verwacht en is de kans klein dat daar archeologische resten aanwezig zijn. Op grond van de resultaten van het veldonderzoek wordt in de aangegeven zone (Bijlage 7) de hoge verwachting voor de perioden Neolithicum tot en met IJzertijd en de lage verwachting voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd gehandhaafd en wordt de lage verwachting voor de perioden Romeinse tijd tot en met de Vroege-Middeleeuwen bijgesteld van laag naar hoog. Buiten de aangegeven zone geldt een lage archeologische verwachting voor alle hierboven genoemde perioden tot een diepte van 2 m –mv (uitgaande van het oorspronkelijke maaiveld). Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Archeodienst BV alleen een archeologisch vervolgonderzoek (karterend booronderzoek) noodzakelijk als de bodemingrepen in de aangegeven zone dieper reiken dan 0,45 m –mv en daarbuiten als deze dieper reiken dan 2,0 m beneden het oorspronkelijke maaiveld