Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek karterende fase

Archeodienst BV heeft een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd in het plangebied aan de Verlorenhoek 1 te Wanroij (gemeente Sint Anthonis). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een rundveestal met mestkelder. De bodem zal door graafwerkzaamheden tot een diepte van 2,2 m beneden maaiveld worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan. Archeologische interpretatie In het plangebied is met uitzondering van boring 5 een enkeerdgrond aangetroffen met daaronder een deels intacte podzolbodem. Op grond van de uniforme zwartgrijze kleur van de enkeerdgrond met weinig tot geen structuurverschil tussen de Aap- en Aa-horizont, lijkt het erop dat dit pakket mogelijk in 1 fase is opgebracht om de relatief laag liggende en uitgeloogde podzolbodem beter geschikt te maken als akkerland. Dit betekent ook dat de oorspronkelijke hoogteligging van het plangebied niet zo gunstig was als woonplaats, mede op grond van het ontbreken van open water in de directe omgeving. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats. Het aanwezige puin in de bovengrond stamt uit de 19e/20e eeuw. Vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Hoewel de podzolbodem onder het enkeerddek grotendeels intact is, wordt op grond van de relatief lage landschappelijke ligging ten opzichte van de hoger gelegen gebieden ten zuidwesten van het plangebied (die meer geschikt zijn voor bewoning) en op grond van het ontbreken van archeologische indicatoren de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum naar laag bijgesteld. Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Hoewel de podzolbodem onder het enkeerddek grotendeels intact is, wordt op grond van de relatief lage landschappelijke ligging ten opzichte van de hoger gelegen gebieden ten zuidwesten van het plangebied (die meer geschikt zijn voor bewoning) en op grond van het ontbreken van archeologische indicatoren de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor de perioden Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen naar laag bijgesteld. Op grond van de resultaten van het booronderzoek (geen archeologische indicatoren) kan de lage verwachting uit het bureauonderzoek voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd worden gehandhaafd. Het rapport is op 24 april 2014 beoordeeld door de adviseur van de gemeente (A. Van de Water, ArchAeO), waarbij wordt geadviseerd om het plangebied door middel van proefsleuven dan wel een archeologische begeleiding nader te laten onderzoeken