Archeologische Rapporten Geonius 113

Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een IVO- O verkennende vorm door middel van boringen. Aanleiding voor het uitvoeren van het onderzoek vormde de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging. Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied op de geomorfologische kaart in een niet gekarteerd gebied ligt. Uit extrapolatie van het omliggende gebied kan geconcludeerd worden dat het op de overgang van een restgeul naar een landduin ligt. Binnen het plangebied worden duinvaaggronden verwacht ontwikkeld in leemarm en zwak lemig fijn zand met grondwatertrap VII. Mogelijk bevinden zich in de noordoosthoek van het plangebied horstpodzolgronden. Binnen het plangebied heeft voor zover bekend sinds de zestiende eeuw een omgrachte hoeve gestaan, de Spieker. Omstreeks 1640 werd ook het perceel ten zuiden van het plangebied omgracht en diende het terrein als Vluchtschans (Lommerschans). De Lommerschans is op historische kaarten van 1845 niet meer zichtbaar. Wanneer de grachten zijn gedempt zijn is onduidelijk. In 1935/36 werd de Spieker gesloopt. Omstreeks 1958 werd de zuidelijk van dit woonhuis gelegen gebouw afgebroken en werd omstreeks 1967 de schuur/stal in het oosten gebouwd. Uit het plangebied zijn behoudens de Lommerschans geen andere archeologische waarden bekend. Voor het plangebied geldt een lage verwachting op het voorkomen van vindplaatsen van jagers verzamelaars, een lage tot middelhoge voor vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen. De aanwezigheid van archeologische resten uit de Nieuwe tijd is hoog. Naar verwachting zijn de grachten nog aanwezig en bestaat de kans dat er nog fundamentresten resteren evenals andere resten zoals water en of zinkput(ten). Op basis van het bureauonderzoek werden in het plangebied duinvaaggronden verwacht. Het booronderzoek heeft uitgewezen dat de bodem in het plangebied blijkt te zijn opgehoogd. In slechts enkele boringen werd een B-horizont herkend. In de overige boringen is sprake van een A-C profiel wat er op duidt dat het oorspronkelijk bodemprofiel is verstoord. De oorspronkelijke A, B en mogelijk ook een deel van de C- horizont zijn ofwel opgenomen in het bovenliggende pakket of de oorspronkelijke bodem is geëgaliseerd en vervolgens opgehoogd. In het oostelijk deel van het plangebied werd een duidelijk verstoord bodemprofiel aangetroffen. Enkel in het westelijke deel van het plangebied komen mogelijk duinvaaggronden voor. De mate van verstoring is onbekend. Met de verstoring van de bodem zijn daarmee ook mogelijk aanwezige archeologisch resten verstoord. De kans op het voorkomen van archeologische waarden is daarmee verminderd maar niet uitgesloten. Met name dieper ingegraven sporen kunnen nog resteren. De verwachting op het voorkomen van vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen kan worden bijgesteld naar Laag tot middelhoog. De kans op het voorkomen van archeologische resten uit de Nieuwe tijd blijft hoog. Archeologische waarden worden onder het opgebrachte pakket verwacht. Op grond van de resultaten van het onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied archeologische waarden uit met name de Nieuwe tijd kunnen voorkomen. Met name fundamentresten van de Spieker en voormalige grachten kunnen nog worden aangetroffen. Bij de nieuwbouw dient derhalve rekening worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Aanbevolen wordt om de graafwerkzaamheden niet dieper te laten plaatsvinden dan 25,70 m +NAP. Bij eventuele graafwerkzaamheden die dieper reiken dan de verstoringsdiepte van 24,47 m +NAP dient archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Bij voorkeur dient dit worden uitgevoerd middels een IVO-P variant archeologische begeleiding