Plangebied Taanderstraat 2 te Katwijk, gemeente Katwijk; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

In opdracht van Versluisgroep heeft RAAP in januari 2019 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Taanderstraat 2 te Katwijk in de gemeente Katwijk. De landschappelijke ligging van het plangebied en voorgaanden verkennende onderzoeken in de nabije omgeving wijzen op een lage archeologische verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten vanaf het neolithicum. Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart kan de verwachting op resten vanaf de ijzertijd als middelhoog worden bestempeld (Wink & Sprangers, 2015). Indien aanwezig, zullen deze archeologische resten zich naar alle waarschijnlijkheid in de top van de afzetting van de Oude Rijn bevinden, welke in de loop der jaren zijn overstoven met duinzand of afgedekt door opgebrachte grond. In de nu verlande restgeulen worden met name water-gerelateerde archeologische waarden verwacht. Op basis van vergelijking van de maaiveldhoogte op het AHN en maaiveldhoogtes in de directe omgeving op historisch kaartmateriaal blijkt dat het huidige maaiveld circa 0,75 m hoger ligt dan het maaiveld van voor de ophoging en aanleg van het bedrijventerrein ‘t Heen. Zoals op grond van het bureauonderzoek werd verwacht bestaat de ondergrond van het plangebied uit afzettingen van de Oude Rijn. In alle boringen zijn bedding- en geulafzettingen van de Oude Rijn aangetroffen. In boring 3 en 4 bestaat de top van de rivierafzettingen uit een laag zandige klei, die is geïnterpreteerd als een oeverafzetting. De top van de oeverafzettingen ligt op 3 à 11 cm –NAP. Er is in de oeverafzettingen geen bodemprofiel waargenomen. Ze zijn van boven af aan kalkrijk en lichtgrijs van kleur. In de overige boringen ontbreken de oeverafzettingen geheel. Hier ligt de top van de afzettingen van de Oude Rijn op 18 à 40 cm –NAP; enigszins lager dan het maaiveld van voor de ontwikkeling van bedrijventerrein ‘t Heen. Op grond van deze resultaten wordt geconcludeerd dat de top van de Oude Rijn-afzettingen is verstoord bij de ontwikkeling van het gebied tot bedrijventerrein. Daarom wordt de kans dat er binnen het plangebied archeologisch resten op dit niveau aanwezig zijn klein geacht en wordt de middelhoge archeologische verwachting vanaf de i jzertijd naar laag bijgesteld. Aangezien er in de boringen geen verlande restgeulen zijn aangetroffen worden er binnen het plangebied ook geen water-gerelateerde archeologische resten verwacht, al zijn deze op grond een booronderzoek niet helemaal uit te sluiten. Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in het plangebied geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht