Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek)

In opdracht van Lievense Milieu B.V. heeft RAAP in augustus 2018 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied GNIPA Zaltbommel -Rossum, modificatie 2 (S-6361), Jannestraat te Hurwenen in de gemeente Maasdriel . Op basis van de tijdens het bureauonderzoek verzamelde gegevens is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Deze geeft inzicht in de aard en de ouderdom (inclusief omvang en uiterlijke kenmerken), (diepte)ligging, en gaafheid van eventueel aanwezige archeologische resten. In het plangebied komen gradiëntsituaties voor. Zodoende worden vindplaatsen van jager-verzamelaars verwacht. Het betreft resten van jachtkampementen uit de steentijd (laat paleolithicum tot mesolithicum). Deze vindplaatsen kenmerken zich door een spreiding van vuurstenen werktuigen en afval en zijn over het algemeen erg klein in omvang (veelal enkele tientallen vierkante meters). Het plangebied kenmerkt zich door een lage, natte ligging in een komgebied. Hierdoor worden geen archeologische resten vanaf de tijd van de eerste landbouwers (late prehistorie) verwacht. Deze situatie wijzigt zich rond de Romeinse tijd als de Waal -stroomgordel actief wordt. Binnen het plangebied wordt het kompakket afgedekt met oeverafzettingen en krijgt het plangebied een hogere landschappelijke ligging. Derhalve geldt een verwachting voor nederzettingen uit de Romeinse tijd, maar vooral uit de Vroege Middeleeuwen en begin van de Late Middeleeuwen. Ook grafvelden uit de Romeinse tijd zijn niet uit te sluiten binnen het plangebied. Op basis van het historisch kaartmateriaal blijkt dat er in de nieuwe tijd geen bewoning in het plangebied heeft plaatsgevonden. Zodoende worden in het plangebied uit deze periode alleen archeologische resten van agrarisch gebruik van het land verwacht. Het archeologisch relevante niveau uit de steentijd bevindt zich in de top van het pleistocene terras (laat paleolithicum) dan wel in de top van het rivierduin (mesolithicum). Deze afzettingen bevinden zich naar verwachting dieper dan 2 m –mv. De oeverafzettingen dan wel crevasseafzettingen (naar verwachting in de bovenste meter van de ondergrond) betreft het archeologisch relevante niveau uit de Romeinse tijd tot en met Nieuwe tijd. Het kompakket (grofweg 1 tot 2 a 3 m –mv) betreft het niveau uit de periode neolithicum tot en met IJzertijd. Het verkennend veldonderzoek had tot doel het verkrijgen van inzicht in de bodemgesteldheid, de mate van bodemverstoring en de diepteligging van het verwachte archeologische niveau in het plangebied. Daarmee wordt de gespecificeerde archeologische verwachting getoetst en waar nodig aangepast en kunnen uitspraken worden gedaan over de gaafheid van archeologisch relevante niveaus. Het veldonderzoek had tot doel het verkrijgen van inzicht in de bodemgesteldheid, de mate van bodemverstoring en de diepteligging van het verwachte archeologische niveau in het plangebied en tegelijkertijd het opsporen van archeologische vindplaatsen. Daartoe zijn 5 boringen zo optimaal mogelijk verspreid geplaatst. Het grootste deel van de ondergrond bestaat uit komafzettingen waaruit blijkt dat millennia lang sprake moet zijn geweest van een lage, natte landschappelijke ligging. In het gebied waarde graafwerkzaamheden plaats zullen vinden is geen rivierduin aanwezig. Wel is in de meest noordoostelijk gelegen boring een dun zandpakket aangetroffen wat kan duiden op de voet van een rivierduin of eventueel verwaaide rivierduin, maar in deze zone vinden geen graafwerkzaamheden plaats. De top van het bodemprofiel, de oeverafzettingen van de Waal, bieden de meeste kans op het aantreffen van archeologische resten, maar in dit pakket zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen